< Meer determinatiehulpen

laatst gewijzigd op 01-08-2024

Oeverbies en Heen

Erik Simons & Stef van Walsum


Inleiding

Oeverbies (Bolboschoenus laticarpus) is een recent beschreven soort (2004) en lijkt op Heen (Bolboschoenus maritimus). Meestal zijn Oeverbies en Heen te onderscheiden door de vorm van de bloeiwijze, maar in West-Nederland komt een vorm van Heen voor die sterk lijkt op Oeverbies. In dit geval is de vorm van de drie lagen in de nootjes het meest betrouwbare kenmerk.   

Vergelijking

 

Oeverbies

Bolboschoenus laticarpus

Heen

Bolboschoenus maritimus

 Voorkomen

 

Met name in het fluviatiel district.

 

Met name in zilte en brakke wateren in de kustregio's.

 

 Hoogte

 

40 - 120 (-180) cm

 

40 - 100 cm

 

 Bloeiwijze

 

Regelmatig scherm van 3-6 gesteelde clusters met aartjes, rondom een zittende centrale cluster met aartjes.

Alleen een centrale cluster van aartjes met soms een onregelmatig scherm van 0 - 3 (-5) gesteelde clusters met aartjes.

 

 Lengte aartjes

 

10-15 mm lang, zelden tot 30 mm lang

 

10-30 (-45) mm lang

 

 Grootte nootje

 

Relatief klein. 1 - 3,7 mm lang, 2 - 2,4 mm breed.

 

Relatief groot. 3 - 4 mm lang, 2,1 - 2,7 mm breed.

 

 Kleur nootje

 

Donkerbruin tot zwart

 

Bruin tot donkerbruin

 

 Vorm nootje (dwarsdoorsnede)

 

Driehoekig, met een dun exocarp.

 

Eivormig, lensvormig tot stomp driehoekig, exocarp 2x zo dik als het mesocarp.

 

Illustraties

       

Fig. 1. Bloeiwijze Oeverbies (Bolboschoenus laticarpus) (foto: Dick Kerkhof).          Fig. 2. Bloeiwijze Heen (Bolboschoenus maritimus) (Foto: Stef van Walsum)

Fig. 3. Nootje en dwarsdoorsnede nootje van a. Oeverbies (Bolboschoenus laticarpus) en b. Heen (Bolboschoenus maritimus). De buitenste laag van het nootje heet het exocarp (ex), de tweede laag heet het mesocarp (me) en de binnenste laag heet het endocarp (en). Deze drie lagen zitten om het daadwerkelijke zaadje (s). (tekenaar: Z. Hroudovä 2004).

  

Determinatiesleutel

Literatuur

Hoffmann, M.;Vanhecke, L.;Zwaenepoel, A. (1996) Bolboschoenus maritimus (L.) Palla en Schoenoplectus (Reichb.) Palla in de getijdenzone van Zeeschelde, Rupel, Dijle en Beneden-Nete. Dumortiera 64-65: 2-8.
 
Hroudova, Z.;Hrivnák, R.;Chytrý, M. (2009) Classification of inland Bolboschoenus-dominated vegetation in Central Europe. Phytocoenologia 39 (2): 205-215.
 
Hroudova, Z.;Zakravsky, P.;Duchacek, M.;Marhold, K. (2007) Taxonomy, distribution and ecology of in Europe. Annales Botanici Fennici 44: 81-102. 
 
Kops, J.;van Hall, H.C. (1836) Scirpus maritimus - Oever-Bies Flora Batava 7: 521-521. 
 
Leereveld, H.;Meeuse, A.D.J.;Stelleman, P. (1981) Anthecological relations between reputedly anemophilous flowers and syrphid flie. IV. A note on the anthecology of Scirpus maritimus L. Acta botanica neerlandica 30: 465-473. 
 
Léveillé-Bourret, E.;Starr, J.R. (2019) Molecular and morphological data reveal three new tribes within the Scirpo-Caricoid Clade (Cyperoideae, Cyperaceae). Taxon 68: 218-245.
 
Marhold, K.;Hroudová, Z.;Duchácek, M.;Zákravsky, P. (2004) The Bolboschoenus maritimus group (Cyperaceae) in Central Europe, including B. laticarpus, spec. nova. Phyton 44(1): 1-21. 
 
Reichgelt, T.J. (1956) Cyperaceae. Flora Neerlandica : 7-52. 
 
Robertus-Koster, E. (1969) Differentiatie van Scirpus maritimus L. in Nederland. Gorteria 4: 193-200. 
 
Rumsey, F.J.;Crouch, H.J.;Lansdown, R.V.;Spencer, M.A. (2019) Pedunculate Club-rush Bolboschoenus laticarpus (Cyperaceae) ‒ an overlooked native or a spreading neophyte? British & Irish Botany 1: 91-106. 
 
Simons, E.L.A.N.;Haveman, R.;Kleyheeg, E. (2016) Revision of Bolboschoenus (Asch.) Palla (Cyperaceae) in the Netherlands. Gorteria - Dutch Botanical Archives 38: 189-223. 
 
Sloff, J.G.;van Soest, J.L. (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306. 
 
van der Maarel, E. (1972) Enkele opmerkingen over de flora van Utrecht 1843-1970. Gorteria 6: 17-19.