< Meer determinatiehulpen

laatst gewijzigd op 12-07-2022

Gele morgensterren

Stef van Walsum


Inleiding

In Nederland komen twee soorten geelbloeiende morgensterren voor, namelijk de Bleke morgenster (Tragopogon dubius) en Gele morgenster (Tragopogon pratensis). Van de Gele morgenster onderscheiden we in Nederland drie ondersoorten. Met geoefend oog zijn de (onder)soorten vrij gemakkelijk uit elkaar te houden. Een veel gemaakte fout is het verkeerd interpreteren van kenmerken die genoemd worden in de Heukels' Flora, zoals de verdikking van de stengel onder het bloemhoofdje. Om deze reden hebben we de kenmerken die gebruikt worden in de sleutel toegelicht met foto's. 

Vergelijking

 

Bleke morgenster

Tragopogon dubius

Oosterse morgenster

Tragopogon pratensis subsp. orientalis

Kleine morgenster

Tragopogon pratensis subsp. minor

Gele morgenster

Tragopogon pratensis subsp. pratensis

Steel onder het bloemhoofdje

Verbreed

Niet/weinig verbreed

Niet/weinig verbreed

Niet/weinig verbreed

Kleur stijlen

Paars

Geel

Geel

Geel

Kleur lintbloemen

Bleekgeel

Goudgeel of oranjegeel

Geel tot lichtgeel

Geel tot lichtgeel

Lintbloemen

Korter dan de omwindselbladen

Duidelijk langer dan de omwindselbladen

Half zo lang als de omwindselbladen

± even lang als de omwindselbladen

Omwindselbladen

Lichtgroen of witgerand

Meestal roodachtig gerand

Meestal roodachtig gerand

Lichtgroen of witgerand

Kleur helmhokjes

Geel met bruine voet

Geel met bruine streep

Geheel geel of bruin

Geel met bruine top

Tips

  • De randkleur van de omwindselbladen is variabel en dus geen hard kenmerk. 
  • Vegetatief zijn de soorten niet van elkaar te onderscheiden. 

Determinatiesleutel

1
Stengel onder het bloemhoofdje weinig verbreed, stijlen geel
2
 
-
Stengel onder het bloemhoofdje sterk verbreed, stijlen paars
 
 
2 (1)
Lintbloemen geel, veel korter of even lang als de omwindselbladen
3
 
-
Lintbloemen goudgeel - oranjegeel, duidelijk langer dan de omwindselbladen
 
 
3 (2)
Lintbloemen half zo lang als de omwindselbladen, nootje (zonder snavel) 10-12 mm lang
 
-
Lintbloemen ongeveer even lang als de omwindselbladen, nootje (zonder snavel) 12-20 mm lang
 
 

Literatuur

Brinkgreve-Entrop, J.H. (1930) Morgenster. De Levende Natuur 35: 45-47. 
 
Kern, J.H. (1957) Tragopogon dubius Scop. in Nederland. Correspondentieblad 2: 17-17. 
 
Koopmans, D.;Koopmans-Forstmann, A.N. (1930) De Gele morgenster in Friesland (Tragopogon pratensis). De Levende Natuur 34: 318-319. 
 
Kops, J.;van Hall, H.C. (1828) Tragopogon pratensis - Beemd Boks-baard Flora Batava 5: 342-342. 
 
Sloff, J.G.;van Soest, J.L. (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306. 
 
van der Meijden, R. (1984) Tragopogon dubius Scop. in Nederland. Gorteria 12: 23-25. 
 
van Eeden, F.W. (1884) Tragopogon minor - Kleine Boksbaard Flora Batava 16: 1267-1267.
 
van Ooststroom, S.J.;Reichgelt, T.J. (1963) Tragopogon dubius Scop. (Korte meded.). Gorteria 1: 164-164. 
 
Vuyck, L. (1901) Tragopogon orientalis - Oostersche Boksbaard Flora Batava 21: 1617-1617.