Duizendblad

Achillea millefolium


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Duizendblad staat op zonnig tot half beschaduwd, droog tot vochtig, matig voedselrijk tot voedselrijk, matig stikstofrijk, grazig, vrij humusarm, zwak zuur tot kalkhoudend zand, maar ook op leem, klei en stenige plaatsen, weinig op veen. Ze verdraagt matige betreding, is tolerant voor zout en zware metalen, maar kan niet tegen te zware bemesting. Ze groeit in allerlei typen grasland, langs waterkanten, op dijken en in bermen, tussen straatstenen, op enigszins ruderale plekken, in zeeduinen, in heggen en struwelen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal dat de gematigde en koude delen van het Noordelijk Halfrond omvat. Bij ons is de plant zeer algemeen. Duizendblad is zeer variabel en is al een cultuurvolger sinds de ijzertijd, ze is voedzaam, rijk aan calcium en fosfor. Vroeger werd ze aangewend bij ontstekingen en ingewandstoornissen en als bloedstelpend middel, tegenwoordig nog tegen griep en verkoudheid. Ze wordt nog steeds verwerkt in thee, soep en salades.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - november

Hoogte - 0,15-0,50 m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels - Ondergrondse uitlopers. Worteldiepte 20 cm tot 1 meter.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn niet vertakt. Ze zijn taai, zacht en iets viltig behaard. Zodenvormend.

Bladeren - De vrij sterk geurende, 2-3 cm brede bladeren zijn langwerpig met korte, smalle slippen. Ze zijn twee-  tot drievoudig geveerd en van boven behaard. De onderste bladeren zijn gesteeld, de hogere omvatten de stengel vaak enigszins.

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een dichte, schermvormige pluim met veel hoofdjes. De bloemen zijn 3-6 mm breed. De buisbloemen zijn geelwit tot roze. De drie  tot vijf  lintbloemen zijn wit of soms paarsachtig roze en worden ongeveer 2 mm lang. Het omwindselblad is bruin gerand.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één  jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige of soms half beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, grazige, vrij humusarme, zwak zure tot kalkhoudende grond. De plant verdraagt matige betreding (het meest op zand, maar ook op leem, klei en op stenige plaatsen, weinig op veen).

Groeiplaats - Grasland (hooiland, weiland, vochtig, bemest grasland en gazons), bermen, dijken, waterkanten (slootkanten en steenglooiingen van b.v. kanalen), enigszins ruderale plaatsen, tussen straatstenen, heggen, struwelen (beweid jeneverbesstruweel) en zeeduinen.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website