Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,03-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een penwortel. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De groene stengels zijn kaal, hol en fijn geribd.
Bladeren - De ruitvormige bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd. Ze hebben donkergroene, glanzige, eironde, gelobde blaadjes (langwerpige, spitse slippen). De plant is zeer giftig, maar het gif verdwijnt bij droging.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemschermen bestaan uit tien tot twintig stralen en hebben witte, stralende randbloemen. Meestal is er een omwindsel. De lange, drie- of vierbladige omwindseltjes aan de buitenkant van de schermpjes wijzen als sporen naar beneden.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten zijn eirond tot bolrond, 3-4 mm, met brede, bijna driehoekige ribben. Aan de randen zijn ze smal gevleugeld. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot half beschaduwde, open plaatsen op matig droge tot meestal vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond.
Groeiplaats - Akkers (vooral tussen aardappelen en bieten, minder tussen granen), moestuinen, boerenerven, braakliggende grond, plantsoenen, parken, waterkanten (rivieroevers), bermen, pas ingezaaide grasvelden, zeeduinen, ruderale plaatsen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), industrieterreinen, ruigten, heggen en soms in bossen.
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,03-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een penwortel. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De groene stengels zijn kaal, hol en fijn geribd.
Bladeren - De ruitvormige bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd. Ze hebben donkergroene, glanzige, eironde, gelobde blaadjes (langwerpige, spitse slippen). De plant is zeer giftig, maar het gif verdwijnt bij droging.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemschermen bestaan uit tien tot twintig stralen en hebben witte, stralende randbloemen. Meestal is er een omwindsel. De lange, drie- of vierbladige omwindseltjes aan de buitenkant van de schermpjes wijzen als sporen naar beneden.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten zijn eirond tot bolrond, 3-4 mm, met brede, bijna driehoekige ribben. Aan de randen zijn ze smal gevleugeld. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot half beschaduwde, open plaatsen op matig droge tot meestal vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond.
Groeiplaats - Akkers (vooral tussen aardappelen en bieten, minder tussen granen), moestuinen, boerenerven, braakliggende grond, plantsoenen, parken, waterkanten (rivieroevers), bermen, pas ingezaaide grasvelden, zeeduinen, ruderale plaatsen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), industrieterreinen, ruigten, heggen en soms in bossen.
Familie: Apiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers