Ecologie & verspreiding
Bleek schildzaad groeit op zonnige, warme, open plekken op droge, vrij voedselarme, kalkhoudende zandgrond en op steenachtige plekken. De groeiplaatsen liggen in kalkgrasland, steengroeven, kustduinen, op ruderale plekken, haventerreinen, industrieterreinen, open plekken in bermen, op rivierduintjes, braakliggende grond en langs spoorwegen. De groeiplaatsen in de duinen hebben geen helemaal natuurlijk karakter. Zo blijkt op sommige plaatsen waar deze plant groeit, beton onder het zand schuil te gaan. Vermoedelijk profiteert Bleek schildzaad ervan dat deze plekken bij tijd en wijle sterk opgewarmd worden. Bleek schildzaad is kensoort van de Kegelsilene-associatie, een pionierplantengemeenschap, op droog, kalkrijk duinzand, die voorkomt in het duinlandschap bij de zeedorpen. Bleek schildzaad is zeer zeldzaam in de kalkrijke duinen, het laagveengebied, het rivierengebied de IJsselmeerpolders en Zuid-Limburg. Bleek schildzaad kan zich niet handhaven in klimaat waar ’s-zomers natte en droge perioden afwisselen. Mogelijk is dit één van de oorzaken van zijn zeldzaamheid en achteruitgang in Nederland.
Bleek schildzaad groeit op zonnige, warme, open plekken op droge, vrij voedselarme, kalkhoudende zandgrond en op steenachtige plekken. De groeiplaatsen liggen in kalkgrasland, steengroeven, kustduinen, op ruderale plekken, haventerreinen, industrieterreinen, open plekken in bermen, op rivierduintjes, braakliggende grond en langs spoorwegen. De groeiplaatsen in de duinen hebben geen helemaal natuurlijk karakter. Zo blijkt op sommige plaatsen waar deze plant groeit, beton onder het zand schuil te gaan. Vermoedelijk profiteert Bleek schildzaad ervan dat deze plekken bij tijd en wijle sterk opgewarmd worden. Bleek schildzaad is kensoort van de Kegelsilene-associatie, een pionierplantengemeenschap, op droog, kalkrijk duinzand, die voorkomt in het duinlandschap bij de zeedorpen. Bleek schildzaad is zeer zeldzaam in de kalkrijke duinen, het laagveengebied, het rivierengebied de IJsselmeerpolders en Zuid-Limburg. Bleek schildzaad kan zich niet handhaven in klimaat waar ’s-zomers natte en droge perioden afwisselen. Mogelijk is dit één van de oorzaken van zijn zeldzaamheid en achteruitgang in Nederland.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - juni
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een dunne penwortel. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De meestal rechtopstaande stengels zijn vaak sterk vertakt aan de voet. De zijstengels staan onderaan horizontaal af, halverwege buigen ze naar boven.
Bladeren - De grijs behaarde bladeren zijn ongeveer twee cm lang. Ze zijn smal, omgekeerd eirond tot langwerpig, hebben een gave rand en zijn in de korte steel versmald. De bladeren kunnen overwinteren als een rozet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in dichte trossen. De uitgerande kroonbladen zijn lichtgeel, maar verbleken later naar wit. Ze zijn 2-4 mm. De kelkbladen zijn 2-2½ mm lang en vallen niet af. De kelk- en kroonbladen staan tijdens de bloei rechtop.
Vruchten - Een doosvrucht. De ronde, afgeplatte hauwtjes zijn 3-5 mm. Ze zijn viltig en hebben een iets ingedeukte top. De ronde kleppen zijn schotelvormig en in het midden opgeblazen. Aan de randen zijn ze vlak. Eerst zijn ze grijsharig, later worden ze bleekbruin en hard. Ze bevatten 4 zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op droge, vrij voedselarme, kalkhoudende zandgrond en op steenachtige plaatsen.
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), afgravingen (steengroeven), zeeduinen, ruderale plaatsen, haventerreinen, industrieterreinen, bermen (open plekken), rivierduinen, braakliggende grond en langs spoorwegen.
Bloeitijd - april - juni
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een dunne penwortel. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De meestal rechtopstaande stengels zijn vaak sterk vertakt aan de voet. De zijstengels staan onderaan horizontaal af, halverwege buigen ze naar boven.
Bladeren - De grijs behaarde bladeren zijn ongeveer twee cm lang. Ze zijn smal, omgekeerd eirond tot langwerpig, hebben een gave rand en zijn in de korte steel versmald. De bladeren kunnen overwinteren als een rozet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in dichte trossen. De uitgerande kroonbladen zijn lichtgeel, maar verbleken later naar wit. Ze zijn 2-4 mm. De kelkbladen zijn 2-2½ mm lang en vallen niet af. De kelk- en kroonbladen staan tijdens de bloei rechtop.
Vruchten - Een doosvrucht. De ronde, afgeplatte hauwtjes zijn 3-5 mm. Ze zijn viltig en hebben een iets ingedeukte top. De ronde kleppen zijn schotelvormig en in het midden opgeblazen. Aan de randen zijn ze vlak. Eerst zijn ze grijsharig, later worden ze bleekbruin en hard. Ze bevatten 4 zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op droge, vrij voedselarme, kalkhoudende zandgrond en op steenachtige plaatsen.
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), afgravingen (steengroeven), zeeduinen, ruderale plaatsen, haventerreinen, industrieterreinen, bermen (open plekken), rivierduinen, braakliggende grond en langs spoorwegen.
Familie: Brassicaceae
Groep: S
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden