Kleine majer

Amaranthus blitum


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Kleine majer groeit op zonnige, open plekken op matig vochtige tot droge, matig voedselrijke zandgrond en stenige plekken. De soort staat in perken en kwekerijen, tussen straatstenen en op zandige rivieroevers, in hakvruchtakkers, moestuinen en tuinen, in ruigten, plantsoenen en op stortplaatsen. Schoffelen en lichte bemesting is niet slecht voor haar. Zij kan goed tegen betreding en doorstaat spuiten met onkruidbestrijdingsmiddelen in het voorjaar omdat de zaden laat kiemen. Ze stamt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied en thans in alle werelddelen. De soort is in Nederland vrij zeldzaam in het zuidwesten en langs de grote rivieren. Elders is zij zeer zeldzaam. Kleine majer is een C-4 plant, een plant die ’s-nachts kooldioxide vastlegt en daardoor overdag minder water verliest, sneller groeit en een uitgebreid wortelstelsel vormt. Ze profiteert van de opwarming van het klimaat. Kleine majer lijkt op Liggende majer, maar verschilt daarvan door een ook aan de top kale stengel (bij Liggende majer behaard) en bladen die de aan de top uitgerand of afgeknot zijn (bij Liggende majer stomp).
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,40-0,80 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De kale stengels zijn vaak rood aangelopen. Aan de top groeien vaak geen bladeren. Meestal vormt de plant een plat op de grond liggende mat, maar soms staat hij min of meer rechtop.

Bladeren - De eivormige bladeren zijn aan de top afgeknot met een kleine inham.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De groenige bloemen bestaan uit een bloemdek met drie  bladen. Het schutblad is iets korter dan de bloemdekbladen.

Vruchten - Eenzadig, openspringend. De vruchten zijn iets langer dan het bloemdek. Ze zijn ruitvormig met een spitse top, samengedrukt, zwak rimpelig en zonder groene nerven. De zaden zijn afgeplat aan de zijkanten en hebben een spitse top. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op matig vochtige tot droge, matig voedselrijke grond. De plant is goed bestand tegen betreding (zand of stenige plaatsen).

Groeiplaats - Perken, kwekerijen, tussen straatstenen, waterkanten (zandige rivieroevers), akkers (hakvruchtakkers), moestuinen, plantsoenen, kassen en stortplaatsen.
Familie: Amaranthaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website