Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De liggende of opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn vierkantig en kaal.
Bladeren - De tegenoverstaande of zelden in kransen van 3 zittende bladeren zijn eirond tot langwerpig-eirond. Van onderen hebben ze zwarte klierpuntjes. De bladeren hebben geen steel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn lang gesteeld. De bloemkroon is even lang als of iets langer dan de kelk. De bloemen zijn rood of heel soms vleeskleurig, lila, paarsig, blauw of groenachtig. De kroonslippen zijn aan de rand dicht klierachtig gewimperd met meer dan 30 klieren. De kroonbladen bedekken elkaar aan de randen. Ze worden tot 7 mm lang en 6 mm breed. Aan de top hebben ze een gave rand of ze zijn zwak gekarteld. De kelkbladen hebben een gave rand.
Vruchten - Een doosvrucht. Na de bloei krommen de bloemstelen zich. De zaden zijn zwart. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende, minerale grond (lemig zand, leem, zavel, löss, klei, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Akkers (vooral op het stoppelveld), wijngaarden, moestuinen, zeeduinen (o.a. langs duinpaden), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), stroomruggen, langs voetpaden, bermen (open of omgewerkte plaatsen), braakliggende grond, afgestoken greppelkanten, drooggevallen zandplaten, onder struiken in plantsoenen en bossen (langs vochtige bospaden).
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De liggende of opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn vierkantig en kaal.
Bladeren - De tegenoverstaande of zelden in kransen van 3 zittende bladeren zijn eirond tot langwerpig-eirond. Van onderen hebben ze zwarte klierpuntjes. De bladeren hebben geen steel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn lang gesteeld. De bloemkroon is even lang als of iets langer dan de kelk. De bloemen zijn rood of heel soms vleeskleurig, lila, paarsig, blauw of groenachtig. De kroonslippen zijn aan de rand dicht klierachtig gewimperd met meer dan 30 klieren. De kroonbladen bedekken elkaar aan de randen. Ze worden tot 7 mm lang en 6 mm breed. Aan de top hebben ze een gave rand of ze zijn zwak gekarteld. De kelkbladen hebben een gave rand.
Vruchten - Een doosvrucht. Na de bloei krommen de bloemstelen zich. De zaden zijn zwart. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende, minerale grond (lemig zand, leem, zavel, löss, klei, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Akkers (vooral op het stoppelveld), wijngaarden, moestuinen, zeeduinen (o.a. langs duinpaden), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), stroomruggen, langs voetpaden, bermen (open of omgewerkte plaatsen), braakliggende grond, afgestoken greppelkanten, drooggevallen zandplaten, onder struiken in plantsoenen en bossen (langs vochtige bospaden).
Familie: Primulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers