Ecologie & verspreiding
Grote leeuwenklauw komt voor op zonnige, open plekken op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond, meestal in akkers op zandige klei of löss. Verder is zij aan te treffen op braakliggende grond, op open plekken in dijk- en sloottaluds, op rivieroeverwallen, dijken, in de bermstrook vlak langs onverharde wegen, bij veevoerkuilen, tuinen en langs spoorwegen. De plant kan zich handhaven onder tamelijk dicht staand gewas. In Nederland is Grote leeuwenklauw zeldzaam in Limburg, het oostelijke grensgebied en het rivierengebied. Elders is zij zeer zeldzaam. De soort houdt beter stand dan andere akkerplanten. Grote leeuwenklauw is een van de kenmerkende soorten voor de rijkste vorm van de Associatie van Ruige klaproos, namelijk de subassociatie van Groot spiegelklokje. Deze plantengemeenschap komt voor op meer kalkhoudende gronden dan de andere subassociaties, onder meer op oeverwallen en overslaggronden langs de grote rivieren en in Zuid-Limburg.
Grote leeuwenklauw komt voor op zonnige, open plekken op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond, meestal in akkers op zandige klei of löss. Verder is zij aan te treffen op braakliggende grond, op open plekken in dijk- en sloottaluds, op rivieroeverwallen, dijken, in de bermstrook vlak langs onverharde wegen, bij veevoerkuilen, tuinen en langs spoorwegen. De plant kan zich handhaven onder tamelijk dicht staand gewas. In Nederland is Grote leeuwenklauw zeldzaam in Limburg, het oostelijke grensgebied en het rivierengebied. Elders is zij zeer zeldzaam. De soort houdt beter stand dan andere akkerplanten. Grote leeuwenklauw is een van de kenmerkende soorten voor de rijkste vorm van de Associatie van Ruige klaproos, namelijk de subassociatie van Groot spiegelklokje. Deze plantengemeenschap komt voor op meer kalkhoudende gronden dan de andere subassociaties, onder meer op oeverwallen en overslaggronden langs de grote rivieren en in Zuid-Limburg.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De soms liggende stengels zijn vanaf de voet vertakt. Vaak vormen ze kussens.
Bladeren - De blauwgroene, ruitvormige bladen worden tot 1 cm lang. Ze zijn zeer diep ingesneden (handspletig). De slippen van de steunblaadjes zijn bijna even breed als hoog. De tanden van de middelste en bovenste steunblaadjes zijn iets langer dan breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloeiwijze is okselstandig. De bloemen zijn zeer klein, 1½-2 mm, en komen boven de steunblaadjes uit. Er zijn geen kroonbladen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkelken zijn ruim 2 mm lang met iets uitelkaar wijkende kelkslippen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (lemig zand, löss, leem, zavel en klei).
Groeiplaats - Bermen langs onverharde wegen (in de strook vlak langs de rijweg), akkers (graanakkers), waterkanten (rivieroeverwallen en sloothellingen), braakliggende grond, bij veevoerkuilen, dijken, tuinen en langs spoorwegen.
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De soms liggende stengels zijn vanaf de voet vertakt. Vaak vormen ze kussens.
Bladeren - De blauwgroene, ruitvormige bladen worden tot 1 cm lang. Ze zijn zeer diep ingesneden (handspletig). De slippen van de steunblaadjes zijn bijna even breed als hoog. De tanden van de middelste en bovenste steunblaadjes zijn iets langer dan breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloeiwijze is okselstandig. De bloemen zijn zeer klein, 1½-2 mm, en komen boven de steunblaadjes uit. Er zijn geen kroonbladen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkelken zijn ruim 2 mm lang met iets uitelkaar wijkende kelkslippen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (lemig zand, löss, leem, zavel en klei).
Groeiplaats - Bermen langs onverharde wegen (in de strook vlak langs de rijweg), akkers (graanakkers), waterkanten (rivieroeverwallen en sloothellingen), braakliggende grond, bij veevoerkuilen, dijken, tuinen en langs spoorwegen.
Familie: Rosaceae
Groep: S
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke akkers