Wilde averuit

Artemisia campestris subsp. campestris


© Niels Eimers

Ecologie & verspreiding
Wilde averuit is een plant van zonnige, droge, grazige maar niet te dicht begroeide plaatsen op kalkhoudend, humusarm zand. Zij is goed bestand tegen droogte en hitte. In Nederland groeit Wilde averuit vanouds langs de grote rivieren en in de duinen bij Haarlem. De soort is vooral een bewoner van rivierduinen, een biotoop die tot de meest bedreigde van Nederland behoort. Vrijwel geen enkel rivierduin is onberoerd gebleven voor vergraving, recreatie, zware bemesting, kunstmatige beregening en bochtafsnijdingen. Wilde averuit staat verder op zanddijken, in zandige bermen in uiterwaarden, en op een enkel spoorwegemplacement. De weinige resterende groeiplaatsen bij Haarlem betreffen wegbermen in en nabij de duinen. Wilde averuit is een zeer zeldzame soort in Nederland geworden. In het oostelijk rivierengebied is de plant zeldzaam geworden en in de Hollandse duinen vrijwel verdwenen. Tegenover deze achteruitgang staat dat de plant soms ver buiten deze gebieden opduikt langs snelwegen. Wilde averuit is kensoort voor het Verbond van de droge stroomdalgraslanden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - augustus - herfst

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - De wortelstok is fors, veelkoppig en gaat tot 1½ meter diep.

Stengels/takken - De opstijgende stengels zijn vertakt, taai, glanzend bruinrood, weinig behaard en hebben een houtige voet.

Bladeren - De meestal gesteelde bladeren zijn 2 tot 3-voudig diep veerdelig. De bovenste bladeren zijn minder gedeeld en vaak zittend. Deze zijn lijnvormig tot bijna draadvormige en hebben 0,5 tot 1 mm brede slippen. Ze zijn zijdeachtig behaard, worden snel kaal en zijn dan glanzend donkergroen. Ze verspreiden maar een beetje geur.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemhoofdjes vormen brede pluimen. De hoofdjes zijn 2 tot 3 mm groot, geel, geelgroen of bruinrood, eivormig en staan rechtop of ze staan af. De buitenste bloemen zijn vrouwelijk. De andere zijn mannelijk. De omwindselbladen zijn kaal of ze worden spoedig kaal.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, vrij open plaatsen op droge, voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende en min of meer humusarme zandgrond.

Groeiplaats - Rivierduinen, dijken, langs spoorwegen, grasland, bermen (uiterwaarden), zeeduinen (bermen in de binnenduinen) en braakliggende grond.
Familie: Asteraceae
Groep: Vaatplanten
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2025  FLORON
Ga naar de volledige website