Gevlekte aronskelk

Arum maculatum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Gevlekte aronskelk is een loofbosplant van licht tot matig beschaduwde plekken op min of meer vochtige, (zeer) voedsel- en basenrijke, minerale, veelal kalkhoudende grond met een goede strooiselvertering, namelijk mergel, löss, leem, zavel, lichte klei, rivierklei, duinzand en met aangevoerd materiaal vermengde zeeklei. Zij staat in loofbossen, struwelen, kapvlakten, eendenkooien, kasteeltuinen, parken, binnenduinrand, onder heggen, langs holle wegen, spoorwegen, bij buitenplaatsen, aan de voet van hellingen, op enigszins ruderale plekken, begraafplaatsen en op aanspoelsel in de hogere delen van rivierdalen. In Nederland is Gevlekte aronskelk vrij algemeen in Zuid-Limburg, in het oosten van het rivierengebied en de aangrenzende gebieden. Zij is vrij zeldzaam in de duingebieden. Elders komt zij voor als stinzenplant, onder meer in Utrecht, aan de binnenduinrand, in Friesland, Groningen en op Texel. Gevlekte aronskelk is kensoort voor de Klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond. Zij kan verward worden met Italiaanse aronskelk en kruisingen daarmee.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,15-0,45 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Een horizontale knol.

Stengels/takken - De soort groeit vaak in groepen.

Bladeren - De stomp pijlvormige bladeren zijn glanzend groen, al of niet zwartpaars gevlekt en 10-20 cm. De slippen aan de voet wijzen schuin naar achteren. De bladeren komen al vroeg in de lente boven de grond.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeischede is 10-25 cm. De schede is geelgroen en van binnen soms voor een deel paarsrood of gevlekt. Het knotsvormige deel van de bloeikolf is meestal dof paars tot grijs, maar soms geelachtig. Het vruchtbeginsel is ongeveer 3 mm. De vrouwelijke bloemen zitten onderaan, dan komen de mannelijke bloemen en daarboven een soort haakjes van niet ontwikkelde bloemen.

Vruchten - De giftige bessen zijn oranjerood en ongeveer 0,5 cm in doorsnee. De bloeikolf is 3-4 cm lang. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht tot matig beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, neutrale tot kalkrijke grond met een luchtige en kruimelige, goed verterende humuslaag (mergel, löss, leem, zavel, lichte klei, rivierzand, rivierklei, duinzand, met aangevoerd materiaal vermengde zeeklei).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen, vooral in eiken-haagbeuken- en beukenbossen, rivierbegeleidende bossen, hellingbossen, hogere plekken in bronbossen, greppelkanten en langs bospaden), kapvlakten, heggen, struwelen, eendenkooien, langs holle wegen, enigszins ruderale plaatsen, langs spoorwegen, begraafplaatsen, kasteeltuinen, bij buitenplaatsen, parken, aan de voet van hellingen, zeeduinen (binnenduinrand)  en op aanspoelsel in de hogere delen van rivierdalen.
Familie: Araceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website