Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,90 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De bladen zijn 10-12 mm breed. Ze zijn kaal of verspreid behaard. De bladschede is alleen bij het tongetje op de rand behaard. Het tongetje(ligula) is ongeveer 1,5-2 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zijtakken hebben vaak meer dan één aartje. De aartjes zijn 18-28 mm Het onderste kroonkafje is 9-11 mm en het bovenste 6-8 mm. De zijranden van het onderste kroonkafje maken op of boven het midden een hoek en heeft een 5 mm lange kafnaald. De helmknoppen zijn 1-1,5 mm en blijven meestal verborgen tussen de kroonkafjes.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond. Ook in zwak brak milieu (rivierklei, zeeklei, fijn slibrijk zand, kleiig veen en beekafzettingen).
Groeiplaats - Grasland (hooiland, hooiweiden, zilt grasland en uiterwaarden), bermen (ook omgewerkte plaatsen), langs holle wegen, dijken, waterkanten (sloten en afgravingen langs rivieren), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en akkers.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,90 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De bladen zijn 10-12 mm breed. Ze zijn kaal of verspreid behaard. De bladschede is alleen bij het tongetje op de rand behaard. Het tongetje(ligula) is ongeveer 1,5-2 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zijtakken hebben vaak meer dan één aartje. De aartjes zijn 18-28 mm Het onderste kroonkafje is 9-11 mm en het bovenste 6-8 mm. De zijranden van het onderste kroonkafje maken op of boven het midden een hoek en heeft een 5 mm lange kafnaald. De helmknoppen zijn 1-1,5 mm en blijven meestal verborgen tussen de kroonkafjes.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond. Ook in zwak brak milieu (rivierklei, zeeklei, fijn slibrijk zand, kleiig veen en beekafzettingen).
Groeiplaats - Grasland (hooiland, hooiweiden, zilt grasland en uiterwaarden), bermen (ook omgewerkte plaatsen), langs holle wegen, dijken, waterkanten (sloten en afgravingen langs rivieren), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en akkers.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers