Ecologie & verspreiding
IJle dravik groeit op zonnige tot licht beschaduwde, open plekken op droge tot vochtige, matig voedselrijke, maar wel stikstofrijke, min of meer humeuze, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond: zand, leem, löss, krijt, lichte klei en stenige plaatsen. Zij staat langs heggen, spoorwegen, trottoirranden, struwelen, voedselrijke bosranden, in bermen, ruigten, plantsoenen, op puin, omgewerkte grond, braakliggende grond, industrieterreinen, haventerreinen, akkers, kustduinen, tussen straatstenen en tegen muren. IJle dravik is een elegant pluimgras dat tot diep in de stedelijke gebieden groeit op plekken waar huizen zijn afgebroken en waar honden worden uitgelaten. De vruchtdragende bloemen hebben aan de voet een scherpe punt en weerhaakje aan de naalden, waarmee ze zich in en aan de vacht van dieren boren en hechten om zich te verspreiden. Van oudsher is de plant een akkeronkruid. De soort is zeer algemeen in Nederland, maar zeldzaam in het noordoosten van het land.
IJle dravik groeit op zonnige tot licht beschaduwde, open plekken op droge tot vochtige, matig voedselrijke, maar wel stikstofrijke, min of meer humeuze, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond: zand, leem, löss, krijt, lichte klei en stenige plaatsen. Zij staat langs heggen, spoorwegen, trottoirranden, struwelen, voedselrijke bosranden, in bermen, ruigten, plantsoenen, op puin, omgewerkte grond, braakliggende grond, industrieterreinen, haventerreinen, akkers, kustduinen, tussen straatstenen en tegen muren. IJle dravik is een elegant pluimgras dat tot diep in de stedelijke gebieden groeit op plekken waar huizen zijn afgebroken en waar honden worden uitgelaten. De vruchtdragende bloemen hebben aan de voet een scherpe punt en weerhaakje aan de naalden, waarmee ze zich in en aan de vacht van dieren boren en hechten om zich te verspreiden. Van oudsher is de plant een akkeronkruid. De soort is zeer algemeen in Nederland, maar zeldzaam in het noordoosten van het land.
Determinatie
Determinatiehulp Grassensleutel
Determinatiehulp Grassensleutel
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan kaal.
Bladeren - De behaarde bladen zijn 3-5 mm breed. De bladschede is zacht behaard. Het tongetje is ingesneden en heeft franje.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim is breed, los, ijl en heeft overhangende takken. De langere zijtakken hebben één, twee of zelden drie aartjes. De aartjes staan naar alle kanten uit en hangen over of alle aartjes hangen naar 1 kant over. Ze staan niet dicht bij elkaar. De aartjes met de naalden zijn 4-6 cm. Ze worden vanaf de wigvormige voet naar de top breder. Het onderste kelkkafje heeft één nerf. Het bovenste is groter (1-1,8 cm) en heeft drie nerven. De naald is langer dan het onderste kroonkafje. De helmknoppen zijn tenminste 1 mm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke, maar wel stikstofrijke, min of meer humeuze, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, löss, mergel, lichte klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Heggen, struwelen, bosranden (voedselrijke zomen), bermen, puin, ruigten, plantsoenen, omgewerkte grond, braakliggende grond, haventerreinen, industrieterreinen, langs sporwegen (spoorwegterreinen), zeeduinen, akkers, tussen straatstenen, tegen muren en langs trottoirranden.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan kaal.
Bladeren - De behaarde bladen zijn 3-5 mm breed. De bladschede is zacht behaard. Het tongetje is ingesneden en heeft franje.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim is breed, los, ijl en heeft overhangende takken. De langere zijtakken hebben één, twee of zelden drie aartjes. De aartjes staan naar alle kanten uit en hangen over of alle aartjes hangen naar 1 kant over. Ze staan niet dicht bij elkaar. De aartjes met de naalden zijn 4-6 cm. Ze worden vanaf de wigvormige voet naar de top breder. Het onderste kelkkafje heeft één nerf. Het bovenste is groter (1-1,8 cm) en heeft drie nerven. De naald is langer dan het onderste kroonkafje. De helmknoppen zijn tenminste 1 mm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke, maar wel stikstofrijke, min of meer humeuze, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, löss, mergel, lichte klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Heggen, struwelen, bosranden (voedselrijke zomen), bermen, puin, ruigten, plantsoenen, omgewerkte grond, braakliggende grond, haventerreinen, industrieterreinen, langs sporwegen (spoorwegterreinen), zeeduinen, akkers, tussen straatstenen, tegen muren en langs trottoirranden.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke zomen