Ecologie & verspreiding
Zwenkdravik groeit op zonnige, open, droge, omgewerkte, tamelijk stikstofrijke, kalkhoudende, zandige of stenige grond in de duinen, langs spoorwegen, op industrieterreinen, haventerreinen, dijken, oude muren, tussen straatstenen, in omgewerkte bermen, kalkrijke ruigten en dergelijke . In de kalkrijke duinen staat zij vooral in en bij zeedorpen en wel op bermtaluds, in perken, op niet te zwaar betreden veldjes; ook wel tussen laag duinstruweel en op open plekken tussen lang gras. Over het algemeen is zij te vinden op plaatsen waarvan de bodem verstoord is, of waar tenminste enige toevoer van voedingsstoffen heeft plaatsgevonden in de vorm van mest of ander organisch afval. In Nederland is Zwenkdravik plaatselijk algemeen in de kalkrijke duinen en het stedelijk gebied; elders is zij zeldzaam en voornamelijk adventief met duinzand, vaak onbestendig. Zwenkdravik is kensoort van de Kegelsilene-associatie, een pionierplantengemeenschap, op droog, kalkrijk duinzand, die voorkomt in het duinlandschap bij de zeedorpen.
Zwenkdravik groeit op zonnige, open, droge, omgewerkte, tamelijk stikstofrijke, kalkhoudende, zandige of stenige grond in de duinen, langs spoorwegen, op industrieterreinen, haventerreinen, dijken, oude muren, tussen straatstenen, in omgewerkte bermen, kalkrijke ruigten en dergelijke . In de kalkrijke duinen staat zij vooral in en bij zeedorpen en wel op bermtaluds, in perken, op niet te zwaar betreden veldjes; ook wel tussen laag duinstruweel en op open plekken tussen lang gras. Over het algemeen is zij te vinden op plaatsen waarvan de bodem verstoord is, of waar tenminste enige toevoer van voedingsstoffen heeft plaatsgevonden in de vorm van mest of ander organisch afval. In Nederland is Zwenkdravik plaatselijk algemeen in de kalkrijke duinen en het stedelijk gebied; elders is zij zeldzaam en voornamelijk adventief met duinzand, vaak onbestendig. Zwenkdravik is kensoort van de Kegelsilene-associatie, een pionierplantengemeenschap, op droog, kalkrijk duinzand, die voorkomt in het duinlandschap bij de zeedorpen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn vaak behaard.
Bladeren - De bladeren lijken veel op die van IJle dravik. Ze zijn vaak paars aangelopen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim is vrij dicht en kort en vrij sterk vertakt. De langste pluimtakken met drie tot acht aartjes. Alle aartjes hangen naar één kant. De aartjes zijn samen met de naalden 2½-3½ cm lang. De helmknoppen zijn hoogstens 1 mm lang. Het onderste kelkkafje heeft één nerf rm het bovenste drie nerven. Ze zijn 0,7 tot 1,1 cm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende, omgewerkte grond (zand en stenige grond).
Groeiplaats - Zeeduinen (laag duinstruweel, verstoorde mosduinvegetaties, droge, open bermen en omgewerkte grond), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), dijken, ruigten (kalkrijke ruigten), industrieterreinen, haventerreinen, oude muren, tussen straatstenen, vluchtheuvels, parkeerplaatsen en bermen (omgewerkte plaatsen).
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn vaak behaard.
Bladeren - De bladeren lijken veel op die van IJle dravik. Ze zijn vaak paars aangelopen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim is vrij dicht en kort en vrij sterk vertakt. De langste pluimtakken met drie tot acht aartjes. Alle aartjes hangen naar één kant. De aartjes zijn samen met de naalden 2½-3½ cm lang. De helmknoppen zijn hoogstens 1 mm lang. Het onderste kelkkafje heeft één nerf rm het bovenste drie nerven. Ze zijn 0,7 tot 1,1 cm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende, omgewerkte grond (zand en stenige grond).
Groeiplaats - Zeeduinen (laag duinstruweel, verstoorde mosduinvegetaties, droge, open bermen en omgewerkte grond), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), dijken, ruigten (kalkrijke ruigten), industrieterreinen, haventerreinen, oude muren, tussen straatstenen, vluchtheuvels, parkeerplaatsen en bermen (omgewerkte plaatsen).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten