Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - In ondiep water worden er bladrozetten gevormd van ongeveer twintig bladen. Ze zijn vrij smal spatelvormig en vaak iets ruitvormig (langwerpig tot eirond).
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Bloemen met relatief grote schutbladen. De stijlen wijken uiteen en staan min of meer rechtop. Meestal zijn ze tot in het vruchtstadium aanwezig.
Vruchten - Een splitvrucht. De deelvruchtjes zijn kleiner dan bij de meeste andere soorten sterrenkroos. Ze zijn 0,8-1,2 mm. Vanaf de zijkant zijn ze vrijwel rond of iets meer hoog dan breed. Ze zijn door vrij ondiepe groeven van elkaar gescheiden. Op de rug zijn ze niet gevleugeld, maar wel zwak gekield. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in langzaam stromend, ondiep, matig voedselarm tot voedselrijk, kalkhoudend water met een laagveenbodem.
Groeiplaats - Water (beken en sloten in het mondingsgebied van rivieren).
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - In ondiep water worden er bladrozetten gevormd van ongeveer twintig bladen. Ze zijn vrij smal spatelvormig en vaak iets ruitvormig (langwerpig tot eirond).
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Bloemen met relatief grote schutbladen. De stijlen wijken uiteen en staan min of meer rechtop. Meestal zijn ze tot in het vruchtstadium aanwezig.
Vruchten - Een splitvrucht. De deelvruchtjes zijn kleiner dan bij de meeste andere soorten sterrenkroos. Ze zijn 0,8-1,2 mm. Vanaf de zijkant zijn ze vrijwel rond of iets meer hoog dan breed. Ze zijn door vrij ondiepe groeven van elkaar gescheiden. Op de rug zijn ze niet gevleugeld, maar wel zwak gekield. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in langzaam stromend, ondiep, matig voedselarm tot voedselrijk, kalkhoudend water met een laagveenbodem.
Groeiplaats - Water (beken en sloten in het mondingsgebied van rivieren).
Familie: Plantaginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Verdwenen uit Nederland
Zeldzaamheid: verdwenen
Ecologische groep: voedselrijke wateren