Ecologie & verspreiding
Gevleugeld sterrenkroos is te vinden in het pleistocene deel van Nederland, waar zij vooral groeit in tijdelijke plassen en sporen op bospaden. Daarnaast komt zij voor op droogvallende oevers in het zoetwatergetijdengebied van de grote rivieren. Gevleugeld sterrenkroos ontbreekt in veen en zeeklei gebieden. Het is een beetje gissen hoe zeldzaam of algemeen de soort is. Gevleugeld sterrenkroos is macroscopisch meestal moeilijk van Gewoon sterrenkroos te onderscheiden en daarmee wordt zij waarschijnlijk vaak verward. Het lijkt wel zeker dat Gevleugeld sterrenkroos minder algemeen is dan Gewoon sterrenkroos, maar over de trend van voor of achteruitgang kan geen uitspraak worden gedaan. Op basis van de vorm van zowel de stengelharen als de pollenkorrels is Gevleugeld sterrenkroos microscopisch goed van gewoon sterrenkroos te onderscheiden.
Gevleugeld sterrenkroos is te vinden in het pleistocene deel van Nederland, waar zij vooral groeit in tijdelijke plassen en sporen op bospaden. Daarnaast komt zij voor op droogvallende oevers in het zoetwatergetijdengebied van de grote rivieren. Gevleugeld sterrenkroos ontbreekt in veen en zeeklei gebieden. Het is een beetje gissen hoe zeldzaam of algemeen de soort is. Gevleugeld sterrenkroos is macroscopisch meestal moeilijk van Gewoon sterrenkroos te onderscheiden en daarmee wordt zij waarschijnlijk vaak verward. Het lijkt wel zeker dat Gevleugeld sterrenkroos minder algemeen is dan Gewoon sterrenkroos, maar over de trend van voor of achteruitgang kan geen uitspraak worden gedaan. Op basis van de vorm van zowel de stengelharen als de pollenkorrels is Gevleugeld sterrenkroos microscopisch goed van gewoon sterrenkroos te onderscheiden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,50 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De ondergedoken bladeren zijn smal eivormig. Meestal zijn er zes tot acht drijvende rozetbladen. Deze zijn breed elliptisch tot rond en bleekgroen met vaak vijf nerven. Landvormen hebben kleinere en dikkere bladen.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemen staan alleen of met één mannelijke en één vrouwelijke bloem in de oksels van de rozetbladen. Bij het openspringen van de helmknoppen zijn de meeldraden kort en staan rechtop, later worden ze langer en buigen ze omlaag. In het water groeiende planten hebben schuin omhoogstaande stijlen, op het land zijn ze neergebogen. De schutbladen zijn sikkelvormig.
Vruchten - Een splitvrucht. De vrijwel ronde vruchten zijn bleekbruin en 1,6-1,8 mm. Tussen de breed gevleugelde deelvruchtjes zie je diepe groeven. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, tijdelijk droogvallende, voedselrijke grond of in ondiep, stilstaand, soms langzaam stromend, zoet of zwak brak, matig voedselrijk tot voedselrijk, vaak kalkhoudend water met meestal een zand- of zandleembodem. Zware klei en leem worden gemeden.
Groeiplaats - Bossen (moerasbossen, grubben in hellingbossen en drassige bospaden), waterkanten (zoetwatergetijdengebied en weinig begroeide kreekoevers), water (verlandende sloten, greppels, beken, poldersloten, poeltjes en soms in voedselarme sprengen), grasland (trapgaten langs drinkpoelen in beekdalweiland) en baggerstortplaatsen.
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,50 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De ondergedoken bladeren zijn smal eivormig. Meestal zijn er zes tot acht drijvende rozetbladen. Deze zijn breed elliptisch tot rond en bleekgroen met vaak vijf nerven. Landvormen hebben kleinere en dikkere bladen.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemen staan alleen of met één mannelijke en één vrouwelijke bloem in de oksels van de rozetbladen. Bij het openspringen van de helmknoppen zijn de meeldraden kort en staan rechtop, later worden ze langer en buigen ze omlaag. In het water groeiende planten hebben schuin omhoogstaande stijlen, op het land zijn ze neergebogen. De schutbladen zijn sikkelvormig.
Vruchten - Een splitvrucht. De vrijwel ronde vruchten zijn bleekbruin en 1,6-1,8 mm. Tussen de breed gevleugelde deelvruchtjes zie je diepe groeven. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, tijdelijk droogvallende, voedselrijke grond of in ondiep, stilstaand, soms langzaam stromend, zoet of zwak brak, matig voedselrijk tot voedselrijk, vaak kalkhoudend water met meestal een zand- of zandleembodem. Zware klei en leem worden gemeden.
Groeiplaats - Bossen (moerasbossen, grubben in hellingbossen en drassige bospaden), waterkanten (zoetwatergetijdengebied en weinig begroeide kreekoevers), water (verlandende sloten, greppels, beken, poldersloten, poeltjes en soms in voedselarme sprengen), grasland (trapgaten langs drinkpoelen in beekdalweiland) en baggerstortplaatsen.
Familie: Plantaginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte bossen