Scherpe zegge

Carex acuta


© Wijnand van Buuren

Ecologie & verspreiding
Scherpe zegge is te vinden langs oevers en in natte graslanden, waar ze vaak grote matten vormt met haar kruipende wortelstokken. Het is over vrijwel geheel Nederland een algemene soort, die wel eens verward wordt met andere hoog opgaande Carices in hetzelfde biotoop, zoals Oeverzegge (C. riparia) en Moeraszegge (C. acutiformis). Kenmerkend evenwel voor Scherpe zegge t.o.v. beide andere genoemde soorten is dat ze twee stijlen heeft, de andere twee hebben er drie. Bovendien heeft Scherpe zegge een vlies onder om de voet van de stengel. De plant oogt sierlijk, met wuivende schutbladen en bij rijpheid overhangende aartjes, vandaar de oude naam C. gracilis. Vaker nog wordt Scherpe zegge verward met de hybride van Scherpe en Zwarte zegge, C. x elytroides. Deze hybride heeft huidmondjes aan beide zijden van het blad, terwijl Scherpe zegge ze alleen aan de onderzijde heeft en Zwarte zegge aan de bovenzijde, een goed veldkenmerk.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,50-1,50 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Lange kruipende, vertakte wortelstokken. Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De stengels zijn scherp driekantig, tot 3 mm dik en meestal ruw. De onderste scheden zijn lichtbruin, vaak voor een deel rood gekleurd en meestal zitten er dwarsverbindingen tussen de nerven.

Bladeren - Van boven zijn de bladeren glanzig donkergroen en van onderen blauwgrijs. Ze zijn 0,3 tot 1 cm breed en vrij slap met een overhangende top. Bij het drogen rollen de randen naar beneden om.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De 2 tot 8 vrouwelijke aren zijn 2 tot 10 cm lang en 4 tot 8 mm breed). Ze zijn iets knotsvormig. De bloemen hebben 2 stempels. De schutbladen van de vrouwelijke aren zijn bladachtig en hebben geen schede. Het onderste omvat met 2 donkere oortjes de stengel. Meestal komt er meer dan 1 schutblad tot voorbij de top van de bloeiwijze. Er zijn 1 tot 4 mannelijke aren.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kafjes zijn roodbruin tot bijna zwart. De urntjes zijn afgeplat, eirond, tot 3 mm lang, geelgroen tot beige, generfd en zeer kort gesnaveld. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond of in ondiep, zoet of zwak brak water (meest op minerale grond, soms op laagveen).

Groeiplaats - Moerassen (veenmoerassen en verlandingsvegetaties), waterkanten (langs greppels, sloten, poelen, vijvers, rivieren en beken en beschutte slibrijke kommen in het zoetwatergetijdengebied), grasland (nat hooiland en moerassige delen in grasland), afgravingen (kleiputten), zeeduinen (duinvalleien), ruigten (langs laagveenplassen), bossen (beekbegeleidend moerasbos) en grienden.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website