Stippelzegge

Carex punctata


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Stippelzegge werd pas in 1949 voor het eerst in ons land, op Schiermonnikoog, waargenomen, maar aanvankelijk niet als zodanig herkend. Mogelijk was ze daar zelfs al in 1926 gevonden, maar werd toen versleten voor Bleke zegge (Carex pallescens). Carex punctata werd voor het eerst in ons land herkend van een vindplaats bij Woensdrecht in 1951. Ondertussen is deze zeer zeldzame Carex soort van in totaal negen atlasblokken bekend, enkele in het binnenland. Op Schiermonnikoog heeft ze zich behoorlijk uitgebreid; de lokale plantenkenner Willem Penning wist ons de soort begin oktober 2013 op diverse plaatsen te tonen. De soort lijkt in eerste oogopslag iets op Geelgroene zegge en ook wel wat op een kleine Carex distans. Bij rijpheid staan de urntjes evenwel horizontaal af. Ze groeit vooral in min of meer vochtige duinvalleien, vaak in gradiëntrijke situaties. Het is een relatief laatbloeiende zeggesoort. Recentelijk is ze ook bekend geworden van België.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,30-0,50(-0,80) m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Een korte wortelstok.

Stengels/takken - De stengels zijn stomp driekantig, star en staan rechtop of schuin opzij. De onderste scheden zijn strobruin. Stippelzegge vormt dichte tot vrij losse polletjes.

Bladeren - De bladeren zijn lichtgroen tot gelig.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze bestaat uit 1 mannelijke topaar en 2 tot 4 meestal rechtopstaande vrouwelijke aren. De bloemen hebben 3 stempels. De aren zijn meestal niet langer dan 2 cm. De bovenste staan dicht opeen, maar het onderste is ver daarvan verwijderd (vaak halverwege de halm). Het onderste schutblad heeft een 1 tot 3 cm lange schede. De schutbladen staan rechtop of staan iets af. Ze zijn korter dan de bloeiwijze.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn eivormig en ongeveer 4 mm lang. Verder zijn ze glazig-glanzend lichtgroen, gestippeld en toegespitst in de 2-tandige, meestal gladde snavel. Meestal hebben ze slechts 2 duidelijke nerven. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, iets open plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselarme, zoete tot brakke, enigszins basische, kalkhoudende grond (humeus zand).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien en langs duinpaden), opgespoten duinzand, hoge kwelders en grasland (schraal grasland). In Groot-Brittannië vooral op zeekliffen op plaatsen waar kwelwater uit de klifrand sijpelt.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website