Ecologie & verspreiding
Valse zandzegge is vooral een soort van zandige, droge bossen en bosranden. Ze komt voor in het oosten van Nederland, met name in het Gelderse en Limburgse rivierlandschap, maar eveneens in de duinen langs de zeekust. In 2005 werd ze gevonden in een droog duinbos op Schiermonnikoog, de meest noordelijke vondst van deze soort in ons land. Daar ze, evenals Rivierduinzegge, lange tijd niet werd onderscheiden van de veel algemenere Zandzegge is de soort bij vele botanici slecht bekend. Ze is een maatje forser dan Zandzegge en Rivierduinzegge. Ze bloeit iets later dan Rivierduinzegge. Bij het begin van de bloei zijn de bloeiwijzen bleek, sterk gelijkend op Trilgraszegge (Carex brizoides), vandaar de toepasselijke wetenschappelijke naam Carex pseudobrizoides. Ook maakt ze, net als Trilgraszegge enorme haarden. De bloeiwijzen zijn evenwel veel langer en ogen later, als de urntjes rijp zijn, veel groener dan de altijd stro-kleurige korte bloeiwijzen van Trilgraszegge.
Valse zandzegge is vooral een soort van zandige, droge bossen en bosranden. Ze komt voor in het oosten van Nederland, met name in het Gelderse en Limburgse rivierlandschap, maar eveneens in de duinen langs de zeekust. In 2005 werd ze gevonden in een droog duinbos op Schiermonnikoog, de meest noordelijke vondst van deze soort in ons land. Daar ze, evenals Rivierduinzegge, lange tijd niet werd onderscheiden van de veel algemenere Zandzegge is de soort bij vele botanici slecht bekend. Ze is een maatje forser dan Zandzegge en Rivierduinzegge. Ze bloeit iets later dan Rivierduinzegge. Bij het begin van de bloei zijn de bloeiwijzen bleek, sterk gelijkend op Trilgraszegge (Carex brizoides), vandaar de toepasselijke wetenschappelijke naam Carex pseudobrizoides. Ook maakt ze, net als Trilgraszegge enorme haarden. De bloeiwijzen zijn evenwel veel langer en ogen later, als de urntjes rijp zijn, veel groener dan de altijd stro-kleurige korte bloeiwijzen van Trilgraszegge.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,30-0,80 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels - De wortelstok is 1,5 tot 2 mm dik.
Stengels/takken - Bij schaduwvormen staan de stengels eerst rechtop, maar in de vruchttijd buigen ze sterk voorover tot ze bijna plat op de grond liggen.
Bladeren - De bladeren hangen boogvormig over. Ze zijn vrij slap en 2 tot 3 mm breed.
Bloemen - De bloeiwijze is 3 tot 5 cm lang, met 5 tot 12 gekromde, lichtbruine aartjes. De lancetvormige urntjes zijn ongeveer 5 mm lang. De lichtbruine kafjes zijn korter dan het rijpe urntje.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De geelbruine nootjes zijn ongeveer 2 mm lang en 1 mm breed. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op droge, zure, kalkloze zandgrond.
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, met name eikenbos en naaldbossen, met name dennenbos) en bermen (licht beschaduwde, open en zandige plaatsen).
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,30-0,80 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels - De wortelstok is 1,5 tot 2 mm dik.
Stengels/takken - Bij schaduwvormen staan de stengels eerst rechtop, maar in de vruchttijd buigen ze sterk voorover tot ze bijna plat op de grond liggen.
Bladeren - De bladeren hangen boogvormig over. Ze zijn vrij slap en 2 tot 3 mm breed.
Bloemen - De bloeiwijze is 3 tot 5 cm lang, met 5 tot 12 gekromde, lichtbruine aartjes. De lancetvormige urntjes zijn ongeveer 5 mm lang. De lichtbruine kafjes zijn korter dan het rijpe urntje.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De geelbruine nootjes zijn ongeveer 2 mm lang en 1 mm breed. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op droge, zure, kalkloze zandgrond.
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, met name eikenbos en naaldbossen, met name dennenbos) en bermen (licht beschaduwde, open en zandige plaatsen).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Onvoldoende bekend
Zeldzaamheid: niet goed bekend (zzz-z)
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond