Echt duizendguldenkruid

Centaurium erythraea


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Echt duizendguldenkruid komt voor in pionierbegroeiingen op zonnige, open tot grazige plekken op vochtige, humushoudende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot basische (kalkrijke) grond, zoals zand, zavel, leem, lichte klei, löss en mergel gemengd met grind. De plant is zoutmijdend. Zij staat op grazige, steile hellingen of taluds, kapvlakten, opgespoten zandvlakten, in schrale, door vee of konijnen kort afgegraasde duinvalleien en vroongronden, leem- en kleigroeven, kanaal- en spoorweginsnijdingen, nieuwe wegbermen en aan greppelkanten. In Nederland is Echt duizendguldenkruid plaatselijk vrij algemeen in de kalkrijke duinen, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant, het oosten van het land en rond Amsterdam, en zeldzaam in de IJsselmeerpolders. Elders in Nederland is de soort zeer zeldzaam. Echt duizendguldenkruid kan kruisingen vormen met Strandduizendguldenkruid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,15-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - Eén  of meer rechtopstaande bloeistengels, die bovenaan zijn vertakt.

Bladeren - De bladeren vormen eerst een wortelrozet. Ze zijn elliptisch tot omgekeerd eirond, meestal stomp, hebben drie  tot zeven  nerven en zijn meer dan 5 mm breed. De stengelbladen zijn eirond tot spatelvormig met drie  tot vijf nerven.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De roze bloemen vormen samen een losse schermachtige bloeiwijze. Ze zijn 0,9-1½ mm, zelden gesteeld en vijfspletig. Ze hebben een 0,9-1½ cm lange buis en eironde, stompe, 5-8 mm lange slippen. De kroonbuis is bij het opengaan van de bloemen langer dan de kelk. De zoom is bijna vlak.

Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open (pioniervegetaties) tot grazige plaatsen op vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot basische (kalkrijke) grond. Zoutmijdend (zand, zavel, leem, lichte klei, löss en mergel (vermengd met grind).

Groeiplaats - Bossen (langs zonnige bospaden), bosranden, struwelen, kapvlakten (op löss), opgespoten grond, afgravingen (leemgroeven, kleigroeven), langs spoorwegen (spoorwegterreinen en spoordijken), industrieterreinen, zeeduinen (kort afgegraasd weiland in duinvalleien), grasland (laagblijvend hooiland en langs afgestoken greppelkanten), bermen, kalkhellingen en soms aan waterkanten (slootkanten).
Familie: Gentianaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website