Ecologie & verspreiding
Kalkhoornbloem staat op open, zonnige en droge, neutrale tot kalkrijke zand- leem- en lössbodems en op stenige plaatsen. Ze groeit op rotsen en open plekken in grasland, op spoorwegemplacementen en ruderale plaatsen, in akkerranden en op braakliggende grond, op open zandige plekken en op oevers. De eenjarige plant in inheems in Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid- en Midden-Europa. Het oostelijke deel van Nederland sluit nog net aan bij het Midden-Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is thans uiterst zeldzaam in Zuid-Limburg, de inburgering heeft plaatsgevonden tussen 1925 en 1949. Kalkhoornbloem bestuift voornamelijk zichzelf, de kleine en bleekbruine zaden worden door de wind of water verspreid. Kalkhoornbloem is goed van onze andere Hoornbloemen te onderscheiden doordat o.a. het bovenste schutblad niet vliezig gerand is, de nagel van de kroonbladen en het onderste deel van de helmdraden gewimperd zijn en vooral door de relatief lange vruchtstelen.
Kalkhoornbloem staat op open, zonnige en droge, neutrale tot kalkrijke zand- leem- en lössbodems en op stenige plaatsen. Ze groeit op rotsen en open plekken in grasland, op spoorwegemplacementen en ruderale plaatsen, in akkerranden en op braakliggende grond, op open zandige plekken en op oevers. De eenjarige plant in inheems in Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid- en Midden-Europa. Het oostelijke deel van Nederland sluit nog net aan bij het Midden-Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is thans uiterst zeldzaam in Zuid-Limburg, de inburgering heeft plaatsgevonden tussen 1925 en 1949. Kalkhoornbloem bestuift voornamelijk zichzelf, de kleine en bleekbruine zaden worden door de wind of water verspreid. Kalkhoornbloem is goed van onze andere Hoornbloemen te onderscheiden doordat o.a. het bovenste schutblad niet vliezig gerand is, de nagel van de kroonbladen en het onderste deel van de helmdraden gewimperd zijn en vooral door de relatief lange vruchtstelen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,05-0,35 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De grijsgroene stengels zijn zacht behaard. Bovenaan soms met klierharen.
Bladeren - De grijsgroene blaadjes zijn langwerpig tot eirond. Ze worden 0,4-1,5 cm lang en 0,15-0,55 cm breed. De lancetvormige schutbladen zijn bladachtig en zijn dicht behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 6-9 mm grote bloemen zijn wit. De kroonbladen zijn diep ingesneden en even lang of iets korter (zelden iets langer) dan de kelk. De helmdraden zijn behaard. De bloemen vormen samen losse bloeiwijzen.
Vruchten - Een doosvrucht (5-7 mm). De vruchtstelen zijn twee tot vier keer zo lang als de kelk. De doosvrucht springt met tien tanden open. De bleekbruine zaden zijn 0,5 mm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, neutrale tot kalkrijke grond (zand en rotsen).
Groeiplaats - Rotsen, grasland (open plaatsen), open plekken op zandgrond en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,05-0,35 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De grijsgroene stengels zijn zacht behaard. Bovenaan soms met klierharen.
Bladeren - De grijsgroene blaadjes zijn langwerpig tot eirond. Ze worden 0,4-1,5 cm lang en 0,15-0,55 cm breed. De lancetvormige schutbladen zijn bladachtig en zijn dicht behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 6-9 mm grote bloemen zijn wit. De kroonbladen zijn diep ingesneden en even lang of iets korter (zelden iets langer) dan de kelk. De helmdraden zijn behaard. De bloemen vormen samen losse bloeiwijzen.
Vruchten - Een doosvrucht (5-7 mm). De vruchtstelen zijn twee tot vier keer zo lang als de kelk. De doosvrucht springt met tien tanden open. De bleekbruine zaden zijn 0,5 mm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, neutrale tot kalkrijke grond (zand en rotsen).
Groeiplaats - Rotsen, grasland (open plaatsen), open plekken op zandgrond en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden