Ecologie & verspreiding
Korrelganzenvoet staat op open, zonnige, matig vochtige tot vrij natte, zeer voedsel- en uitgesproken stikstofrijke, kalkarme, vaak zandige, omgewerkte bodems en op drooggevallen plaatsen, ook op brakke plaatsen. De eenjarige plant groeit in akkers en akkerranden, op drooggevallen oevers van rivieren, in bermen en op braakliggende grond, in ruigten en op stortplaatsen, in moestuinen en wijngaarden, in plantsoenen en op spoorwegterreinen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. Ze is algemeen in ons land, maar vrij zeldzaam in Drenthe en op de Wadden. De stengel is aan de voet vaak sterk vertakt, kaal en kantig en de bladstand is wisselend, onderaan in paren en de bovenste verspreid. De 4 of 5-tallige bloemen staan in ijle, bebladerde en okselstandige pluimen, de glanzende, bruinrode tot zwarte zaden zijn duidelijk zichtbaar door de stervormig afstaande bloemdekbladen. Ze is altijd herkenbaar aan de gaafrandige, lichtgroene bladeren die van een smalle, paarsrode, scherp afstekende rand zijn voorzien.
Korrelganzenvoet staat op open, zonnige, matig vochtige tot vrij natte, zeer voedsel- en uitgesproken stikstofrijke, kalkarme, vaak zandige, omgewerkte bodems en op drooggevallen plaatsen, ook op brakke plaatsen. De eenjarige plant groeit in akkers en akkerranden, op drooggevallen oevers van rivieren, in bermen en op braakliggende grond, in ruigten en op stortplaatsen, in moestuinen en wijngaarden, in plantsoenen en op spoorwegterreinen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. Ze is algemeen in ons land, maar vrij zeldzaam in Drenthe en op de Wadden. De stengel is aan de voet vaak sterk vertakt, kaal en kantig en de bladstand is wisselend, onderaan in paren en de bovenste verspreid. De 4 of 5-tallige bloemen staan in ijle, bebladerde en okselstandige pluimen, de glanzende, bruinrode tot zwarte zaden zijn duidelijk zichtbaar door de stervormig afstaande bloemdekbladen. Ze is altijd herkenbaar aan de gaafrandige, lichtgroene bladeren die van een smalle, paarsrode, scherp afstekende rand zijn voorzien.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De liggende tot meestal rechtopstaande stengels zijn aan de voet vaak sterk vertakt. Verder zijn ze kaal, vierkantig en vaak rood aangelopen.
Bladeren - De bladeren staan onderaan in paren tegenover elkaar, de bovenste staan verspreid. Ze zijn eivormig tot langwerpig met een vrijwel gave rand. Op de bladrand zie je vaak een smalle, scherpe, roodpaarse lijn.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in ijle bloeiwijzen, verdeeld over bijna de hele hoogte van de plant. Het zijn lange, losbloemige aren verenigd tot bebladerde pluimen in de bladoksels. De bloemen zijn groenig en vier- of vijftallig.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De glanzende zaden worden tot 1 mm breed. Eerst zijn ze bruinrood, later worden ze zwart. De bloemdekbladen van de vrucht staan af (ze sluiten niet om de vrucht). De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op matig vochtige tot vrij natte, voedselrijke, kalkarme, vaak zandige, omgewerkte grond en op drooggevallen plekken. Ook op brakke plaatsen (zand, leem, zavel en lichte klei).
Groeiplaats - Akkers (akkers en akkerranden), moestuinen, bermen (open plaatsen), braakliggende grond, wijngaarden, plantsoenen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), waterkanten (o.a. drooggevallen oevers van rivieren) en afgravingen.
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De liggende tot meestal rechtopstaande stengels zijn aan de voet vaak sterk vertakt. Verder zijn ze kaal, vierkantig en vaak rood aangelopen.
Bladeren - De bladeren staan onderaan in paren tegenover elkaar, de bovenste staan verspreid. Ze zijn eivormig tot langwerpig met een vrijwel gave rand. Op de bladrand zie je vaak een smalle, scherpe, roodpaarse lijn.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in ijle bloeiwijzen, verdeeld over bijna de hele hoogte van de plant. Het zijn lange, losbloemige aren verenigd tot bebladerde pluimen in de bladoksels. De bloemen zijn groenig en vier- of vijftallig.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De glanzende zaden worden tot 1 mm breed. Eerst zijn ze bruinrood, later worden ze zwart. De bloemdekbladen van de vrucht staan af (ze sluiten niet om de vrucht). De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op matig vochtige tot vrij natte, voedselrijke, kalkarme, vaak zandige, omgewerkte grond en op drooggevallen plekken. Ook op brakke plaatsen (zand, leem, zavel en lichte klei).
Groeiplaats - Akkers (akkers en akkerranden), moestuinen, bermen (open plaatsen), braakliggende grond, wijngaarden, plantsoenen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), waterkanten (o.a. drooggevallen oevers van rivieren) en afgravingen.
Familie: Amaranthaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers