Ecologie & verspreiding
Zowel Verspreidbladig als Paarbladig goudveil zijn karakteristieke soorten van bronmilieus en kunnen daardoor naast elkaar voorkomen. Dit doen ze onder andere in Twente, Zuid-Limburg en op een enkele plaats langs de rand van het Veluwemassief. Daarnaast heeft Verspreidbladig goudveil een verspreidingskern langs de Drentsche Aa, waar zij op beschaduwde kwelplekken voorkomt. Overige vindplaatsen liggen o.a. bij Winterswijk en in de Biesbosch. Hier is zij recent gevonden, gezien het grote oppervlakte aan potentieel habitat kan zij zich hier in de toekomst gaan uitbreiden. Beide Goudveilsoorten zijn zeldzaam vanwege het zeldzame voorkomen van hun bijzondere milieu. Vrijwel alle bronmilieus liggen tegenwoordig in natuurgebieden en zijn goed beschermd tegen negatieve invloeden. De soorten gaan dus niet achteruit en staan derhalve niet op de Rode lijst. Naast de bladstand verschillen de soorten ook in bladrand. Bij Verspreidbladig goudveil is deze duidelijk gekerfd terwijl Paarbladig goudveil een gave bladrand heeft.
Zowel Verspreidbladig als Paarbladig goudveil zijn karakteristieke soorten van bronmilieus en kunnen daardoor naast elkaar voorkomen. Dit doen ze onder andere in Twente, Zuid-Limburg en op een enkele plaats langs de rand van het Veluwemassief. Daarnaast heeft Verspreidbladig goudveil een verspreidingskern langs de Drentsche Aa, waar zij op beschaduwde kwelplekken voorkomt. Overige vindplaatsen liggen o.a. bij Winterswijk en in de Biesbosch. Hier is zij recent gevonden, gezien het grote oppervlakte aan potentieel habitat kan zij zich hier in de toekomst gaan uitbreiden. Beide Goudveilsoorten zijn zeldzaam vanwege het zeldzame voorkomen van hun bijzondere milieu. Vrijwel alle bronmilieus liggen tegenwoordig in natuurgebieden en zijn goed beschermd tegen negatieve invloeden. De soorten gaan dus niet achteruit en staan derhalve niet op de Rode lijst. Naast de bladstand verschillen de soorten ook in bladrand. Bij Verspreidbladig goudveil is deze duidelijk gekerfd terwijl Paarbladig goudveil een gave bladrand heeft.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,05-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Met draadvormige uitlopers. De soort groeit in grote groepen.
Stengels/takken - De kruipende stengels zijn driekantig en zwak behaard.
Bladeren - De meeste bladeren zijn grondstandig en vormen samen een wortelrozet. Ze zijn hartvormig of niervormig, grof gekarteld, 2 tot 5 cm breed en hebben een diep hartvormige voet en een lange steel. De hoogstens 3 stengelbladeren staan verspreid en zijn langgesteeld.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De viertallige, geelachtige bloemen zijn 5 tot 6 mm groot. Ze bevatten 8 meeldraden en zijn omgeven door geelgroene schutbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn zwart en glad. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde, koele plaatsen (plekken met een gelijkmatige temperatuur en een hoge luchtvochtigheid) op vochige tot natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot meestal licht kalkhoudende grond (zand en leem). De plekken kunnen regelmatig worden overstroomd met zuurstofrijk, matig voedselrijk water.
Groeiplaats - Bossen (natte loofbossen, bronbossen en grienden), kwelplekken en waterkanten (zandige oevers van bosbeken, langs greppels met stromend water, beschutte plekken aan weidebeken).
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,05-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Met draadvormige uitlopers. De soort groeit in grote groepen.
Stengels/takken - De kruipende stengels zijn driekantig en zwak behaard.
Bladeren - De meeste bladeren zijn grondstandig en vormen samen een wortelrozet. Ze zijn hartvormig of niervormig, grof gekarteld, 2 tot 5 cm breed en hebben een diep hartvormige voet en een lange steel. De hoogstens 3 stengelbladeren staan verspreid en zijn langgesteeld.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De viertallige, geelachtige bloemen zijn 5 tot 6 mm groot. Ze bevatten 8 meeldraden en zijn omgeven door geelgroene schutbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn zwart en glad. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde, koele plaatsen (plekken met een gelijkmatige temperatuur en een hoge luchtvochtigheid) op vochige tot natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot meestal licht kalkhoudende grond (zand en leem). De plekken kunnen regelmatig worden overstroomd met zuurstofrijk, matig voedselrijk water.
Groeiplaats - Bossen (natte loofbossen, bronbossen en grienden), kwelplekken en waterkanten (zandige oevers van bosbeken, langs greppels met stromend water, beschutte plekken aan weidebeken).
Familie: Saxifragaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte bossen