Ecologie & verspreiding
Zowel Paarbladig als Verspreidbladig goudveil zijn karakteristieke soorten van bronmilieus en kunnen daardoor naast elkaar voorkomen. Dit doen ze onder andere in Twente, Zuid-Limburg en op een enkele plaats langs de rand van het Veluwemassief. Paarbladig goudveil komt verder veel voor in de bronmilieus langs de Veluwerand en de Nijmeegse heuvelrug. Ook in Noord-Limburg onderaan de Maasterrassen komt zij nog veel in kwelmilieus voor. Paarbladig goudveil heeft een meer Atlantische verspreiding dan Verspreidbladig goudveil. In west Europa is Paarbladig goudveil dus algemener, terwijl in continentaal Europa Verspreidbladig goudveil de norm is. Beide goudveilsoorten zijn in Nederland zeldzaam, vanwege het zeldzame voorkomen van hun bijzondere milieu. Vrijwel alle bronmilieus liggen tegenwoordig in natuurgebieden en zijn goed beschermd tegen negatieve invloeden. De soorten gaan dus niet achteruit en staan derhalve niet op de Rode lijst. Naast de bladstand verschillen de soorten ook in bladrand. Paarbladig goudveil heeft een gave bladrand, bij Verspreidbladig goudveil is deze duidelijk gekerfd.
Zowel Paarbladig als Verspreidbladig goudveil zijn karakteristieke soorten van bronmilieus en kunnen daardoor naast elkaar voorkomen. Dit doen ze onder andere in Twente, Zuid-Limburg en op een enkele plaats langs de rand van het Veluwemassief. Paarbladig goudveil komt verder veel voor in de bronmilieus langs de Veluwerand en de Nijmeegse heuvelrug. Ook in Noord-Limburg onderaan de Maasterrassen komt zij nog veel in kwelmilieus voor. Paarbladig goudveil heeft een meer Atlantische verspreiding dan Verspreidbladig goudveil. In west Europa is Paarbladig goudveil dus algemener, terwijl in continentaal Europa Verspreidbladig goudveil de norm is. Beide goudveilsoorten zijn in Nederland zeldzaam, vanwege het zeldzame voorkomen van hun bijzondere milieu. Vrijwel alle bronmilieus liggen tegenwoordig in natuurgebieden en zijn goed beschermd tegen negatieve invloeden. De soorten gaan dus niet achteruit en staan derhalve niet op de Rode lijst. Naast de bladstand verschillen de soorten ook in bladrand. Paarbladig goudveil heeft een gave bladrand, bij Verspreidbladig goudveil is deze duidelijk gekerfd.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,05-0,10 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De kruipende stengels zijn zwak behaard, sterk vertakt en vierkantig. Ze wortelen op de stengelknopen. De plantjes groeien in groepen.
Bladeren - De tegenoverstaande blaadjes zijn rondachtig tot langwerpig, stomp getand en met een korte stee. De bladsteel van de onderste bladeren is even lang of korter dan de bladschijf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groenachtig gele bloemen zijn 3 tot 4 mm in doorsnee. Ze worden omgeven door helder geelgroene schutbladen en bevatten 8 meeldraden met heldergele helmknoppen.
Vruchten - Een doosvrucht. De donkerbruine zaadjes zijn fijn korrelig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde, koele plaatsen (op plekken met een gelijkmatige temperatuur en een hoge luchtvochtigheid) op natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure grond (kwelplekken). Op regelmatig met zuurstofrijk en matig voedselrijk water overstroomde plekken.
Groeiplaats - Bossen (natte, oude loofbossen en bronbossen), waterkanten (beschaduwde beekoevers), in en langs beekjes en sprengen en op natte rotsen.
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,05-0,10 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De kruipende stengels zijn zwak behaard, sterk vertakt en vierkantig. Ze wortelen op de stengelknopen. De plantjes groeien in groepen.
Bladeren - De tegenoverstaande blaadjes zijn rondachtig tot langwerpig, stomp getand en met een korte stee. De bladsteel van de onderste bladeren is even lang of korter dan de bladschijf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groenachtig gele bloemen zijn 3 tot 4 mm in doorsnee. Ze worden omgeven door helder geelgroene schutbladen en bevatten 8 meeldraden met heldergele helmknoppen.
Vruchten - Een doosvrucht. De donkerbruine zaadjes zijn fijn korrelig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde, koele plaatsen (op plekken met een gelijkmatige temperatuur en een hoge luchtvochtigheid) op natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure grond (kwelplekken). Op regelmatig met zuurstofrijk en matig voedselrijk water overstroomde plekken.
Groeiplaats - Bossen (natte, oude loofbossen en bronbossen), waterkanten (beschaduwde beekoevers), in en langs beekjes en sprengen en op natte rotsen.
Familie: Saxifragaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte bossen