Klein heksenkruid

Circaea x intermedia


© Joop Verburg

Ecologie & verspreiding
Klein heksenkruid, de steriele bastaard van Circaea alpina x lutetiana staat op licht tot matig beschaduwde, vochtige, stikstofrijke, zwak zure tot kalkhoudende zandgrond. Ze groeit in loof- en naaldbossen, in struwelen en aan zandige oevers van bosbeken. Een noordelijke uitloper van het Midden-Europese deel van het areaal bereikt nog juist Nederland. De natuurlijke vindplaatsen in ons land, waar de plant overigens slechts door Groot heksenkruid vergezeld wordt, zijn beperkt tot vochtig loofbos langs beken en betreffen momenteel Middachten en Winterswijk. Lang geleden werd Klein heksenkruid ook aangetroffen in Zuid-Limburg. De bastaard vormt geen goed stuifmeel en blijft doorbloeien zonder goed zaad te zetten. Wel vindt er sterke vegetatieve uitbreiding plaats door de loslatende winterknoppen. Ze wordt ook als tuinplant te koop aangeboden en verwildert makkelijk uit weggeworpen tuinafval. Klein heksenkruid is door zijn steriliteit en de 2-lobbige stempel goed te onderscheiden. Ook deze plant heeft vroeger een rol gespeeld bij hekserij en toverkunst en werd eveneens medicinaal gebruikt.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,15-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Krachtige wortelstokken.

Stengels/takken -

Bladeren - De bladeren zijn bedekt met enkele haren. Ze zijn glanzend en enigszins doorzichtig en regelmatig getand. Ze zijn plotseling kort toegespitst en hebben een duidelijk hartvormige voet.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte bloemen zijn 3-7 mm. De bloemstelen hebben aan de voet zeer kleine en vaak spoedig afvallende schutbladen. De honingklier in de kelkbuis is slecht ontwikkeld en wordt tot 0,2 mm hoog.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zachtbehaarde vruchten zijn meestal slecht ontwikkeld. Ze worden tot 2 mm lang en vallen spoedig af. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één  jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht tot matig beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselarme, zwak zure tot kalkhoudende zandgrond.

Groeiplaats - Bossen (loofbossen), struwelen en waterkanten (zandige oevers van bosbeken).
Familie: Onagraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: natte bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website