Ecologie & verspreiding
Lelietje-van-dalen groeit op beschaduwde tot halfbeschaduwde plaatsen op droge tot vrij vochtige, kalkarme, matig voedselrijke, zwak zure grond, zoals leem, löss, zand, mergel en stenige plaatsen. Zij staat in loofbossen, parkbossen, duinbossen, bosranden, struwelen, houtwallen, lanen, soms in open duinterrein, onder heggen, bij buitenplaatsen en in andere stinzenmilieus. In het stedelijk gebied betreft het veelal verwilderde tuinplanten. In Nederland is Lelietje-van-dalen algemeen op de hogere zandgronden, in het duingebied en in Zuid-Limburg. Elders is zij zeldzaam. De plant is in de handel verkrijgbaar. Sinds de Middeleeuwen is de plant geliefd als tuinplant. Al op een schilderij uit 1415 is zij te zien. Verschillende vormen, zoals de roze en de dubbele, zijn reeds lang in cultuur. Vermoedelijk als gevolg van verwildering vanuit tuinen is de soort recent toegenomen.
Lelietje-van-dalen groeit op beschaduwde tot halfbeschaduwde plaatsen op droge tot vrij vochtige, kalkarme, matig voedselrijke, zwak zure grond, zoals leem, löss, zand, mergel en stenige plaatsen. Zij staat in loofbossen, parkbossen, duinbossen, bosranden, struwelen, houtwallen, lanen, soms in open duinterrein, onder heggen, bij buitenplaatsen en in andere stinzenmilieus. In het stedelijk gebied betreft het veelal verwilderde tuinplanten. In Nederland is Lelietje-van-dalen algemeen op de hogere zandgronden, in het duingebied en in Zuid-Limburg. Elders is zij zeldzaam. De plant is in de handel verkrijgbaar. Sinds de Middeleeuwen is de plant geliefd als tuinplant. Al op een schilderij uit 1415 is zij te zien. Verschillende vormen, zoals de roze en de dubbele, zijn reeds lang in cultuur. Vermoedelijk als gevolg van verwildering vanuit tuinen is de soort recent toegenomen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Lange, dunne, kruipende en zich vertakkende wortelstokken met uitlopers. Worteldiepte 10 tot 50 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn gootvormig. De steel van het ene blad omsluit die van het andere blad en heeft aan de voet groene of paarse schubben. Lelietje van dalen vormt grote groepen.
Bladeren - Elke plant heeft meestal 2 bladeren. Deze zijn gesteeld, elliptisch tot langwerpig en spits.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen slanke, naar 1 kant gekeerde trossen. Meestal zijn de bloemen 0,8 tot 1 cm lang. Ze zijn wit of soms roze, klokvormig en hangen aan gekromde steeltjes. Ze verspreiden een duidelijke geur. De korte stijl heeft een 3-lobbige stempel. De 6 bloembladen zijn, met elkaar vergroeid. De slippen zijn naar buiten gebogen.
Vruchten - Een bes. De rode bes bevat 2 blauwachtige zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Beschaduwdetot halfbeschaduwde plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (leem, löss, zand, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, parkbossen en landgoedbossen), zeeduinen (duinbossen), struwelen, brede houtwallen, brede hagen, grasland (bergweiden) en puin.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Lange, dunne, kruipende en zich vertakkende wortelstokken met uitlopers. Worteldiepte 10 tot 50 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn gootvormig. De steel van het ene blad omsluit die van het andere blad en heeft aan de voet groene of paarse schubben. Lelietje van dalen vormt grote groepen.
Bladeren - Elke plant heeft meestal 2 bladeren. Deze zijn gesteeld, elliptisch tot langwerpig en spits.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen slanke, naar 1 kant gekeerde trossen. Meestal zijn de bloemen 0,8 tot 1 cm lang. Ze zijn wit of soms roze, klokvormig en hangen aan gekromde steeltjes. Ze verspreiden een duidelijke geur. De korte stijl heeft een 3-lobbige stempel. De 6 bloembladen zijn, met elkaar vergroeid. De slippen zijn naar buiten gebogen.
Vruchten - Een bes. De rode bes bevat 2 blauwachtige zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Beschaduwdetot halfbeschaduwde plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (leem, löss, zand, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, parkbossen en landgoedbossen), zeeduinen (duinbossen), struwelen, brede houtwallen, brede hagen, grasland (bergweiden) en puin.
Familie: Asparagaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond