Oeverwarkruid

Cuscuta gronovii


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Oeverwarkruid staat op zonnige tot half beschaduwde, vochtige tot natte, (zeer) voedselrijke grond. Ze groeit aan waterkanten van rivieren en beken, in uiterwaarden, in natte ruigten en struwelen en op akkers. De oorsprong van deze plant ligt in Noord-Amerika en is sinds de 2e helft van de 19e eeuw ingeburgerd in Midden-Europa. Oeverwarkruid woekert veelal op struikachtige planten zoals wilgen, populieren en Bitterzoet maar kruidachtige worden niet versmaad. Ze is in haar verspreiding beperkt tot de omgeving van het stroomgebied van de Rijn en haar aftakkingen hetgeen het zeer waarschijnlijk maakt de herkomst in Duitsland gezocht moet worden. In Duitsland is Oeverwarkruid al in de tweede helft van de negentiende eeuw ingeburgerd. De eerste Nederlandse vondsten betroffen grienden in het westen van ons land en er werd gemeld dat de ‘wilgendoder’, zoals ze werd genoemd, niet uit te roeien was. Sinds de jaren 60 worden er weer meldingen gedaan, nu ook van akkers.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,30-4,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - Deze stengelparasiet heeft vrij dikke. oranjeachtige stengels.

Bladeren -

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen vrij losbloemige, langwerpige kluwens. De kroon is buisvormig en tot op ongeveer een kwart ingesneden met tamelijk stompe slippen. De kroonschubben zijn langwerpig met aan de zijranden korte en aan de top lange wimpers. De 2 stijlen hebben knopvormige stempels. De kelkslippen zijn eirond of eirond-driehoekig en vrij spits of iets stomp. De bloemsteeltjes zijn vaak langer dan de bloemen.

Vruchten - Een doosvrucht. De vrij grote, bolvormige of iets afgeplatte vruchten zijn 3½ tot 5 mm groot. De kroon is als een kapje aan de vruchttop gehecht en laat onderaan los. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, (zeer) voedselrijke grond. Oeverwarkruid woekert op o.a. populieren, wilgen, Bitterzoet en andere oeverplanten. Soms ook in akkers op Astersoorten en Peen.

Groeiplaats - Waterkanten (rivieren en beken), uiterwaarden, ruigten (natte ruigten), struwelen en akkers.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: natte ruigten
© 2025  FLORON
Ga naar de volledige website