Hopwarkruid

Cuscuta lupuliformis


© Dick Kerkhof

Ecologie & verspreiding
Hopwarkruid is begin 20e eeuw voor het eerst in Nederland verschenen, zij is afkomstig uit (Zuid-) Oost-Europa en Midden-Europa en is vermoedelijk via de Rijn ons land binnen gekomen. Inmiddels is ze tamelijk algemeen langs Nederrijn en Waal en breidt zich recent ook uit langs de IJssel en de Maas. Hopwarkruid is, net als de andere warkruiden, een holoparasiet; zij heeft bladgroen noch langblijvende wortels en is dan ook voor de voedselvoorziening geheel aangewezen op de waardplant, waaraan zij middels haustoriën water en voedsel onttrekt. Die waardplanten zijn te vinden in voedselrijke ruigten en zomen van ooibossen langs het rivierengebied, vooral Dauwbraam en jonge Wilgen, maar ook tal van kruidachtige soorten. Het beste sleutelkenmerk ten opzichte van de andere soorten warkruiden in Nederland is de stijl; Hopwarkruid heeft één stijl met twee stempels, terwijl de andere Nederlandse soorten twee stijlen met ieder één stempel hebben. Opvallend zijn verder de relatief dikke rode stengel, de armbloemige bloeiwijze, de lange kroonbuis en de grote doosvruchten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,30-4,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De dikke stengels zijn soms iets afgeplat. Ze zijn bruinroze tot vrij rood en vaak donkerder gevlekt en ze klimmen in de vegetatie.

Bladeren -

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in lossere en meer trosvormige bloeiwijzen dan die van de andere Warkruiden. De bloemkroon is lang-buisvormig, rozewit en tot op een kwart ingesneden. De kroon heeft stomp-driehoekige en iets naar buiten gekromde slippen. De kroonschubben zijn langwerpig tot cirkelrond en ongeveer even lang als breed. Ze zijn onregelmatig ingesneden en bijna kroezig gewimperd. Een vruchtbeginsel met één  stijl en twee  knopvormige stempels. De meeldraden steken niet buiten de bloem uit.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn eivormig en groter dan die van de andere warkruiden. Ze zijn ongeveer 5 mm en springen aan de voet overdwars open. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, voedselrijke grond. Hopwarkruid woekert o.a. op wilg, braam, eik, sleedoorn, dauwbraam, vogelkers en grote brandnetel, maar ook wel op sierplanten.

Groeiplaats - Ruigten (natte ruigten), struwelen (waarin aanspoelsel blijft hangen), grienden, waterkanten en soms in akkers.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website