Ecologie & verspreiding
Zandanjer staat op open, zonnige tot licht beschaduwde, droge tot vochtige, kalkarme tot kalkhoudende, goed doorlatende, voedselarme en humusrijke bodems die uit allerlei grondsoorten kan bestaan. Ze geeft echter de voorkeur aan zandbodems en vormt grote plakkaten. Ze groeit van nature in schrale graslanden en op rivieroevers, in moerassige heidegezelschappen en in duinen, in lichte dennenbossen, op rotsrichels en in ook in zandige bermen. De zeer geurige plant stamt uit Oost-Europa, dringt door tot in Noord-Europa en oostelijk tot in Siberië en bereikt in het oostelijke deel van Duitsland haar westgrens. Ze wordt echter ook overal als sierplant aangeboden. In Nederland is de soort vroeger aangetroffen bij Zwolle, Nijmegen en den Haag en is tegenwoordig van één plaats bekend in het westen van het land, haar status daar is onduidelijk. Zandanjer wordt door insecten (vlinders en bijen) bestoven en de zaden worden door de wind verspreid.
Zandanjer staat op open, zonnige tot licht beschaduwde, droge tot vochtige, kalkarme tot kalkhoudende, goed doorlatende, voedselarme en humusrijke bodems die uit allerlei grondsoorten kan bestaan. Ze geeft echter de voorkeur aan zandbodems en vormt grote plakkaten. Ze groeit van nature in schrale graslanden en op rivieroevers, in moerassige heidegezelschappen en in duinen, in lichte dennenbossen, op rotsrichels en in ook in zandige bermen. De zeer geurige plant stamt uit Oost-Europa, dringt door tot in Noord-Europa en oostelijk tot in Siberië en bereikt in het oostelijke deel van Duitsland haar westgrens. Ze wordt echter ook overal als sierplant aangeboden. In Nederland is de soort vroeger aangetroffen bij Zwolle, Nijmegen en den Haag en is tegenwoordig van één plaats bekend in het westen van het land, haar status daar is onduidelijk. Zandanjer wordt door insecten (vlinders en bijen) bestoven en de zaden worden door de wind verspreid.
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden