Ecologie & verspreiding
Weegbreezonnebloem groeit het liefst op niet te donkere plaatsen op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze grond, zoals zand. Zij staat in loofbossen, bij buitenplaatsen, bijvoorbeeld in lanen of langs de bosrand. In Nederland is Weegbreezonnebloem een zeldzame verschijning in de Hollandse en Zeeuwse kalkrijke duinen en binnenduinrand en langs de Utrechtse Vecht. Elders is zij zeer zeldzaam. Tijdens de inundatie van 1944 zijn op Walcheren verscheidene van haar groeiplaatsen verloren gegaan. Weegbreezonnebloem komt oorspronkelijk voor in gebergten in Zuidwest-Europa. Zij wordt al lang gekweekt, is sinds de negentiende eeuw als stinzenplant in de loofbossen van buitenplaatsen volkomen ingeburgerd en heeft zo haar plekje in de Nederlandse flora verworven. Als zij ergens staat trekken haar massaal aanwezige grote gele bloemen de aandacht. De oorzaak van de recente achteruitgang van de soort is onbekend. Weegbreezonnebloem kan verward worden met Hartbladzonnebloem.
Weegbreezonnebloem groeit het liefst op niet te donkere plaatsen op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze grond, zoals zand. Zij staat in loofbossen, bij buitenplaatsen, bijvoorbeeld in lanen of langs de bosrand. In Nederland is Weegbreezonnebloem een zeldzame verschijning in de Hollandse en Zeeuwse kalkrijke duinen en binnenduinrand en langs de Utrechtse Vecht. Elders is zij zeer zeldzaam. Tijdens de inundatie van 1944 zijn op Walcheren verscheidene van haar groeiplaatsen verloren gegaan. Weegbreezonnebloem komt oorspronkelijk voor in gebergten in Zuidwest-Europa. Zij wordt al lang gekweekt, is sinds de negentiende eeuw als stinzenplant in de loofbossen van buitenplaatsen volkomen ingeburgerd en heeft zo haar plekje in de Nederlandse flora verworven. Als zij ergens staat trekken haar massaal aanwezige grote gele bloemen de aandacht. De oorzaak van de recente achteruitgang van de soort is onbekend. Weegbreezonnebloem kan verward worden met Hartbladzonnebloem.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,90 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Verdikte horizontale wortels met uitlopers.
Stengels/takken - De voet van de stengel is vrijwel onbehaard. Bovenaan zijn de stengels wel behaard. Weegbreezonnebloem groeit in groepen.
Bladeren - De rozetbladeren zijn eirond-elliptisch, in een lange steel versmald, niet of ondiep getand en ze hebben een afgeknotte of soms iets wigvormige of zwak hartvormige voet. De stengelbladeren zijn eirond tot langwerpig, hebben geen steel en zijn stengelomvattend.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes staan meestal alleen, maar soms ook met 2 of 3 bij elkaar. De heldergele hoofdjes zijn 5 tot 8 cm groot. De omwindselbladen zijn lijnvormig-langwerpig en hebben een behaarde rand. De bloemhoofdjesbodem is weinig behaard.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze grond (vrijwel alle grondsoorten, behalve veen).
Groeiplaats - Bossen (o.a. landgoedbossen), bosranden en lanen.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,90 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Verdikte horizontale wortels met uitlopers.
Stengels/takken - De voet van de stengel is vrijwel onbehaard. Bovenaan zijn de stengels wel behaard. Weegbreezonnebloem groeit in groepen.
Bladeren - De rozetbladeren zijn eirond-elliptisch, in een lange steel versmald, niet of ondiep getand en ze hebben een afgeknotte of soms iets wigvormige of zwak hartvormige voet. De stengelbladeren zijn eirond tot langwerpig, hebben geen steel en zijn stengelomvattend.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes staan meestal alleen, maar soms ook met 2 of 3 bij elkaar. De heldergele hoofdjes zijn 5 tot 8 cm groot. De omwindselbladen zijn lijnvormig-langwerpig en hebben een behaarde rand. De bloemhoofdjesbodem is weinig behaard.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze grond (vrijwel alle grondsoorten, behalve veen).
Groeiplaats - Bossen (o.a. landgoedbossen), bosranden en lanen.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant