Europese hanenpoot

Echinochloa crus-galli


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Europese hanenpoot groeit op zonnige, open plekken op droge tot zeer vochtige, stikstofrijke, voedselrijke tot zeer voedselrijke, vaak kalkarme en meestal omgewerkte grond, zoals zand, leem, zavel, lichte klei en stenige plaatsen. Zij staat in akkers, tuinen, open wegbermen, plantsoenen, onder boomspiegels, tussen straatstenen, langs gevelmuren, bij straatmeubilair, persvoerkuilen, op braakliggende terreinen, industrieterreinen, ruderale plekken, halfverhardingen, bemeste plekken en stortterreinen. In Nederland is Europese hanenpoot algemeen, maar zeldzaam in de Hollandse en Zeeuwse duinen, in het noordelijk zeekleigebied en niet of nauwelijks aanwezig in de duinen op de Waddeneilanden. Europese hanenpoot is een C-4 plant, waardoor ze laat kiemt, ongevoelig is voor veel bestrijdingsmiddelen en profiteert van klimaatverandering. Europese hanenpoot kan verward worden met Stekelige hanenpoot, maar verschilt daarvan onder meer doordat het basale deel van de bladschijf scherp gescheiden is van de bladschede en daar het onderste deel van de bloeihalm niet schuin omvat. Europese hanenpoot is kensoort voor de Hanenpoot-associatie.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,10-1,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Diep wortelend: worteldiepte tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De rechtopstaande of knievormig gebogen stengels zijn vertakt, glad en kaal, maar behaard op de knopen. Hanenpoot groeit in pollen.

Bladeren - De tot 2 cm brede bladeren zijn donker grijsgroen met een gegolfde rand. De bladscheden zijn gekield. De halm is aan de voet afgeplat en kaal. Op de overgang van bladschede naar de bladschijf zie je een richel. Er is geen tongetje.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De rechtopstaande bloempluim wordt tot 20 cm lang. De hoofdas is kantig met veervormig gerangschikte en van elkaar verwijderde, schuin afstaande trossen. Deze trossen zijn groen en vaak bruin tot paars aangelopen. De aartjes zijn eivormig met een toegespitste top. Van de twee bloemen is alleen de bovenste vruchtbaar. De bloemen zijn 3-4 mm lang, zonder de naalden. Het onderste kelkkafje heeft drie of vijf nerven. Ze zijn spits, ongeveer even lang als breed en even lang als een derde deel van het aartje. Het bovenste kelkkafje is eirond, toegespitst, heeft vijf nerven en is even lang als het aartje en bedekt de rugkant daarvan.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge tot zeer vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke, vaak kalkarme en meestal omgewerkte grond (zand, leem, zavel, lichte klei en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Akkers (vooral maisakkers, maar ook in hakvruchtakkers tussen bieten en aardappels), tuinen (o.a. moestuinen), bermen (omgewoelde plekken), plantsoenen, boomspiegels, halfverhardingen, tussen straatstenen, ruderale plaatsen, bij persvoerkuilen, op plekken waar veel mest is terechtgekomen en op stortterreinen.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkarme akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website