Ecologie & verspreiding
Klein glaskroos staat op zonnige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zand- en kleibodems die met enige regelmaat overstroomd worden en vervolgens weer opdrogen. De soort groeit in ondiep water of op natte, open, blootgewoelde plekken van rivieren, poelen, visvijvers, sloten, kanalen en grachten. Ze heeft enige zouttolerantie en voelde zich thuis in het zoetwatergetijdengebied. Het is een soort van de gematigde en koele streken in Europa en heeft een overwegend Noord-, Midden- en Oost-Europees areaal dat naar het westen tot in Nederland reikt. De plant is zeer zeldzaam in het rivierengebied en wordt sporadisch daarbuiten gevonden, zoals vroeger in de Flevopolder. Vermoedelijk is waterverontreiniging de oorzaak van haar achteruitgang. Ze verschilt van Sterrenkroos door de glasachtige, doorzichtige stengels en is van haar verwanten te onderscheiden door de combinatie van een viertallige kelk en kroon, acht meeldraden en hoefijzervormig gekromde zaadjes. Deze zaden worden hoofdzakelijk door vogels verspreid, hierdoor is nieuwe aanvoer altijd mogelijk.
Klein glaskroos staat op zonnige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zand- en kleibodems die met enige regelmaat overstroomd worden en vervolgens weer opdrogen. De soort groeit in ondiep water of op natte, open, blootgewoelde plekken van rivieren, poelen, visvijvers, sloten, kanalen en grachten. Ze heeft enige zouttolerantie en voelde zich thuis in het zoetwatergetijdengebied. Het is een soort van de gematigde en koele streken in Europa en heeft een overwegend Noord-, Midden- en Oost-Europees areaal dat naar het westen tot in Nederland reikt. De plant is zeer zeldzaam in het rivierengebied en wordt sporadisch daarbuiten gevonden, zoals vroeger in de Flevopolder. Vermoedelijk is waterverontreiniging de oorzaak van haar achteruitgang. Ze verschilt van Sterrenkroos door de glasachtige, doorzichtige stengels en is van haar verwanten te onderscheiden door de combinatie van een viertallige kelk en kroon, acht meeldraden en hoefijzervormig gekromde zaadjes. Deze zaden worden hoofdzakelijk door vogels verspreid, hierdoor is nieuwe aanvoer altijd mogelijk.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,02-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn kaal.
Bladeren - De tegenoverstaande blaadjes hebben een lange steel, die langer is dan het blad zelf. De bladeren zijn lepelvormig en boven het midden het breedst.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloemen zijn rozewit, viertallig en rond. De bloemkroon is even lang als of langer dan de kelk. Bloemen met acht meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. Vierzijdige vruchten. De zaden zijn bijna recht tot hoefijzervormig gekromd. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in matig voedselarm tot matig voedselrijk, ondiep water en op natte, open, door de stroom blootgewoelde plekken met een bodem van zand of klei (pioniervegetaties). De plant verdraagt enig zout.
Groeiplaats - Waterkanten en water (rivieren, vooral in zoetwatergetijdengebieden, poelen, brede sloten, kleine meren, kanalen, grachten en in visvijvers, die in de nazomer opdrogen en in de winter en de lente weer worden overstroomd).
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,02-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn kaal.
Bladeren - De tegenoverstaande blaadjes hebben een lange steel, die langer is dan het blad zelf. De bladeren zijn lepelvormig en boven het midden het breedst.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloemen zijn rozewit, viertallig en rond. De bloemkroon is even lang als of langer dan de kelk. Bloemen met acht meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. Vierzijdige vruchten. De zaden zijn bijna recht tot hoefijzervormig gekromd. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in matig voedselarm tot matig voedselrijk, ondiep water en op natte, open, door de stroom blootgewoelde plekken met een bodem van zand of klei (pioniervegetaties). De plant verdraagt enig zout.
Groeiplaats - Waterkanten en water (rivieren, vooral in zoetwatergetijdengebieden, poelen, brede sloten, kleine meren, kanalen, grachten en in visvijvers, die in de nazomer opdrogen en in de winter en de lente weer worden overstroomd).
Familie: Elatinaceae
Groep: S
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: voedselarme wateren