Zeewolfsmelk

Euphorbia paralias


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Zeewolfsmelk groeit op zonnige, open plekken op droge tot vochthoudende, matig voedselrijke tot voedselrijke, brakke, vaak stuivend duinzand en fijn grind. De overblijvende, vlezige en onderaan houtige plant staat in de zeereep tussen Helm, op duintjes op strandvlakten, op duintjes met aanspoelselgordels langs nieuwe zeedijken en inhammen, op vloedmerken en langs boulevards en pieren, bij bebouwing aan zee en in zeehavens. Zeewolfsmelk is een zuidelijke soort waarvan de noordgrens door Nederland loopt. Het taxon is in Nederland plaatselijk zeldzaam in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse duinen en is elders aan de kust zeer zeldzaam. Ze is bestand tegen overstuivend zand door haar onder- en bovengrondse uitlopers en ze profiteert duidelijk van de optredende klimaatverandering. De zee zorgt voor de verspreiding van de vruchten, zaden en losgeslagen zijstengels die vervolgens als vloedmerk langs de kust worden afgezet. Zeewolfsmelk is een kensoort voor de Helm-klasse, deze klasse omvat soortenarme pioniergemeenschappen op plaatsen met aanstuivend zand. 
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels staan rechtop. De stengelvoet verhout. De stengels hebben bovengrondse en ondergronds korte, niet bloeiende zijstengels. Zeewolfsmelk vormt pollen.

Bladeren - De licht blauwgroene bladeren zijn kaal, vlezig, dik, langwerpig tot eirond, spits en niet getand. De onderkant heeft geen verhoogde middennerf.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemschermen bestaan uit 2 tot 9 (meestal 3 tot 6) stralen en eironde, niet vergroeide schutbladen. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen hebben de vorm van een halve maan. Ze hebben hoornvormige uiteinden.

Vruchten - Een kluisvrucht. De vruchten zijn 3 tot 5 mm lang en hebben fijne richeltjes. De zaden zijn bleekgrijs. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge tot vochthoudende, matig voedselrijke tot voedselrijke, brakke, vaak stuivende grond (duinzand en fijn grind).

Groeiplaats - Zeeduinen (stuivende helmduinen, duintjes op strandvlakten, duintjes met aanspoelselgordels langs nieuwe zeedijken en inhammen, op vloedmerk of soms langs boulevards en pieren).
Familie: Euphorbiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: zeeduinen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website