Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - tot 40,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een hartwortelstelsel.
Stengels/takken - Een open kroon. De jonge takken zijn vrij dik. De knopschubben zijn zwart.
Bladeren - De geveerde bladeren staan tegenover elkaar. Ze bestaan uit zeven tot dertien eironde tot langwerpige, toegespitste, getande deelblaadjes. Alleen aan de onderkant zijn ze langs de middennerf behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is pluimvormig (gedrongen bij mannelijke bloemen en los bij tweeslachtige of vrouwelijke bloemen). De bloemen groeien in de oksels van afgevallen bladeren, vooral aan de top van de takken. Het is een naaktbloeier (er is dus geen kelk en kroon). De meeldraden zijn donker paarsbruin, maar worden later groenachtig. De bloemen staan in groepjes en verschijnen al voor de bladeren.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langwerpige nootjes zijn plat-eivormig en gevleugeld. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte (wel zuurstofrijke) tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende, lemige grond (klei, mergel, zand, leem, kleihoudend laagveen, zavel en löss).
Groeiplaats - Bossen (natte loofbossen), zeeduinen (duinbossen) en struwelen.
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - tot 40,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een hartwortelstelsel.
Stengels/takken - Een open kroon. De jonge takken zijn vrij dik. De knopschubben zijn zwart.
Bladeren - De geveerde bladeren staan tegenover elkaar. Ze bestaan uit zeven tot dertien eironde tot langwerpige, toegespitste, getande deelblaadjes. Alleen aan de onderkant zijn ze langs de middennerf behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is pluimvormig (gedrongen bij mannelijke bloemen en los bij tweeslachtige of vrouwelijke bloemen). De bloemen groeien in de oksels van afgevallen bladeren, vooral aan de top van de takken. Het is een naaktbloeier (er is dus geen kelk en kroon). De meeldraden zijn donker paarsbruin, maar worden later groenachtig. De bloemen staan in groepjes en verschijnen al voor de bladeren.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langwerpige nootjes zijn plat-eivormig en gevleugeld. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte (wel zuurstofrijke) tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende, lemige grond (klei, mergel, zand, leem, kleihoudend laagveen, zavel en löss).
Groeiplaats - Bossen (natte loofbossen), zeeduinen (duinbossen) en struwelen.
Familie: Oleaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte bossen