Weidegeelster

Gagea pratensis


© Annie Vos

Ecologie & verspreiding
Weidegeelster groeit op zonnige tot licht beschaduwde, grazige plaatsen op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, vaak enigszins bemeste en omgewerkte, neutrale tot kalkhoudende en humushoudende zandige of kleiige grond. Zij staat op rivierduinen, rivierdalwanden, rivierdijken, onder heggen, in de binnenduinrand, akkers, tuinen, oude plantsoenen, oude pastorietuinen, op kerkhoven, rond kerken en bij oude buitenplaatsen. In Nederland is Weidegeelster vrij zeldzaam in het oostelijk rivierengebied en zeldzaam langs de Hollandse binnenduinrand en elders in het rivierengebied. Begin deze eeuw werd een eerste groeiplaats in Zuid-Limburg gemeld. De natuurlijke groeiplaatsen in het rivierengebied staan alleen bij de hoogste waterstanden onder water. Zaden en bollen drijven met hoog water mee en blijven langs de rivieren achter, als het water zakt. Van daaruit worden zij op cultuurlijke plekken geplant. Door gebruik van de gifspuit op begraafplaatsen, het sterven van oude bomen waaronder zij staat en verzwaring van rivierdijken gaat Weidegeelster achteruit.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - april

Hoogte - 0,05-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een spoelvormige, vrijwel horizontale bol met 2 afstaande, knotsvormige, naakte, witte nevenbollen.

Stengels/takken -

Bladeren - Een alleenstaand, grondstandig blad. De bladvoet is iets rood. Het blad is breed-lijnvormig, vlak en 2 tot 7 mm breed. De 2 stengelbladeren staan tegenover elkaar. Ze zijn langwerpig. De bladrand is behaard. Vaak zit er een kleine bol in de bladoksel.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een scherm met 1 tot soms 6 bij elkaar staande, gele of soms iets groen aangelopen bloemen van 2 tot 3 cm. De bloemdekbladen hebben meestal een min of meer spitse top.

Vruchten - Een doosvrucht. Er ontstaan echter slechts zeer zelden zaden in onze omgeving. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, vaak enigszins bemeste en omgewerkte, neutrale tot kalkhoudende en humushoudende, vaak enigszins bemeste grond (zand, maar soms op lichte rivierklei).

Groeiplaats - Bermen, grasland (o.a. beschaduwde grasvelden), akkers (vroeger in graanakkers), tuinen, begraafplaatsen, heggen, aan de voet van rivierdijken, op glooiingen van zandkoppen in uiterwaarden, rivierduinen (rivierduinbosjes) en zeeduinen (binnenduinrand).
Familie: Liliaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website