Ecologie & verspreiding
Gewoon sneeuwklokje is sinds de middeleeuwen in Nederland in cultuur. Op plaatsen waar een tuin heeft gelegen of waar bollen zijn neergegooid, houdt Gewoon sneeuwklokje vaak onbeperkt stand, en zo is het in grote delen van Nederland ook ‘in het wild’ algemeen. Dergelijke verwilderde Sneeuwklokjes zijn aan te treffen in loofbossen en op grazige plaatsen op matig vochthoudende, humeuze, voedselrijke grond, zowel op klei als op laagveen en op zand. Spontane uitbreiding naar nieuwe groeiplaatsen is echter nooit waargenomen. Op buitenplaatsen is Gewoon sneeuwklokje als stinzenplant wel de meest voorkomende soort in Nederland. Het sneeuwklokje komt veel voor op kerkhoven, in oude boerderijtuinen, oude villatuinen, enz. Eigenlijk ontbreekt het in geen enkele tuin. Zijn bolletjes vermeerderen zich snel en zij vormt soms ook vruchten. De zaden worden verspreid door mieren, omdat er een voor hen aantrekkelijk ‘mierenbroodje’ aan vastzit. Gewoon sneeuwklokje komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa.
Gewoon sneeuwklokje is sinds de middeleeuwen in Nederland in cultuur. Op plaatsen waar een tuin heeft gelegen of waar bollen zijn neergegooid, houdt Gewoon sneeuwklokje vaak onbeperkt stand, en zo is het in grote delen van Nederland ook ‘in het wild’ algemeen. Dergelijke verwilderde Sneeuwklokjes zijn aan te treffen in loofbossen en op grazige plaatsen op matig vochthoudende, humeuze, voedselrijke grond, zowel op klei als op laagveen en op zand. Spontane uitbreiding naar nieuwe groeiplaatsen is echter nooit waargenomen. Op buitenplaatsen is Gewoon sneeuwklokje als stinzenplant wel de meest voorkomende soort in Nederland. Het sneeuwklokje komt veel voor op kerkhoven, in oude boerderijtuinen, oude villatuinen, enz. Eigenlijk ontbreekt het in geen enkele tuin. Zijn bolletjes vermeerderen zich snel en zij vormt soms ook vruchten. De zaden worden verspreid door mieren, omdat er een voor hen aantrekkelijk ‘mierenbroodje’ aan vastzit. Gewoon sneeuwklokje komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - februari - maart
Hoogte - 0,07-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een bol, die onder de grond nieuwe bolletjes vormt. Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De planten groeien vaak in pollen.
Bladeren - Meestal met twee lijnvormige bladeren. De jonge bladeren zijn vlak, volwassen bladeren zijn 0,3-1 cm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een bloeistengel met één knikkende bloem. De buitenste drie bloembladen zijn wit, langwerpig en 1,4-1,8 cm lang. De binnenste drie bloembladen zijn half zo lang, omgekeerd hartvormig-eirond, uitgerand en met een groene vlek aan de top. Aan de binnenkant zie je groene hoogtestrepen. De stijl is priemvormig met een niet-gedeelde stempel.
Vruchten - De doosvrucht is eivormig en vlezig. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje). Er ontstaan echter maar zelden zaden. Verspreiding gebeurt vrijwel altijd via bolletjes.
Bodem - Licht beschaduwde of soms zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot iets kalkhoudende, humeuze grond (klei, leem, zavel, laagveen en zand).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, landgoedbossen, parkbossen en beek- en rivierbegeleidende loofbossen), hakhout, boomgaarden, hagen, struwelen, tuinen (o.a. oude tuinen en boerentuintjes), grasland, waterkanten (beekoevers) en dijken.
Bloeitijd - februari - maart
Hoogte - 0,07-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een bol, die onder de grond nieuwe bolletjes vormt. Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De planten groeien vaak in pollen.
Bladeren - Meestal met twee lijnvormige bladeren. De jonge bladeren zijn vlak, volwassen bladeren zijn 0,3-1 cm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een bloeistengel met één knikkende bloem. De buitenste drie bloembladen zijn wit, langwerpig en 1,4-1,8 cm lang. De binnenste drie bloembladen zijn half zo lang, omgekeerd hartvormig-eirond, uitgerand en met een groene vlek aan de top. Aan de binnenkant zie je groene hoogtestrepen. De stijl is priemvormig met een niet-gedeelde stempel.
Vruchten - De doosvrucht is eivormig en vlezig. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje). Er ontstaan echter maar zelden zaden. Verspreiding gebeurt vrijwel altijd via bolletjes.
Bodem - Licht beschaduwde of soms zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot iets kalkhoudende, humeuze grond (klei, leem, zavel, laagveen en zand).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, landgoedbossen, parkbossen en beek- en rivierbegeleidende loofbossen), hakhout, boomgaarden, hagen, struwelen, tuinen (o.a. oude tuinen en boerentuintjes), grasland, waterkanten (beekoevers) en dijken.
Familie: Amaryllidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant