Ecologie & verspreiding
Liggend walstro groeit op zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op droge tot iets vochtige, voedselarme, zure, kalkarme bodems van zand, leem en veen. De soort is een typische bewoner van het heidelandschap. De plant is kenmerkend voor heischrale graslanden, vegetaties van Borstelgras, Fijn schapengras, Tandjesgras, Pilzegge en Struikhei. Zij staat in heiden, bermen, langs paden, op open plekken in bossen, op kapvlakten, brandplekken, verdrogend hoogveen, in de drogere delen van onbemeste hooilanden en oude veenmosrietlanden, in schrale, vrij droge duinvalleien en op aangevoerd zand langs spoorwegen. In Nederland is Liggend walstro vrij algemeen in het midden en het oosten van het land. Zij is zeldzaam in Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen. In het overige deel van het land is zij zeer zeldzaam. Liggend walstro is kensoort voor de Associatie van Liggend walstro en Schapengras, één van de plantengemeenschappen van heischrale graslanden.
Liggend walstro groeit op zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op droge tot iets vochtige, voedselarme, zure, kalkarme bodems van zand, leem en veen. De soort is een typische bewoner van het heidelandschap. De plant is kenmerkend voor heischrale graslanden, vegetaties van Borstelgras, Fijn schapengras, Tandjesgras, Pilzegge en Struikhei. Zij staat in heiden, bermen, langs paden, op open plekken in bossen, op kapvlakten, brandplekken, verdrogend hoogveen, in de drogere delen van onbemeste hooilanden en oude veenmosrietlanden, in schrale, vrij droge duinvalleien en op aangevoerd zand langs spoorwegen. In Nederland is Liggend walstro vrij algemeen in het midden en het oosten van het land. Zij is zeldzaam in Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen. In het overige deel van het land is zij zeer zeldzaam. Liggend walstro is kensoort voor de Associatie van Liggend walstro en Schapengras, één van de plantengemeenschappen van heischrale graslanden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,07-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Met uitlopers aan de voet. Worteldiepte 10 tot 20 cm.
Stengels/takken - De lichtgroene stengels zijn vrijwel niet behaard, glad, kantig en sterk vertakt met vele liggende, niet-bloeiende stengels, die soms op de knopen wortelend en een klein aantal opstijgende bloeistengels. Liggend walstro vormt losse zoden.
Bladeren - De bladeren groeien meestal in kransen van 5 of 6 (soms tot 8). De niet-bloeiende stengels en de basis van de bloeistengels hebben dicht opeenstaande kransen van korte, omgekeerd eironde bladeren. Hogerop hebben de bloeistengels ruimer uit elkaar staande kransen van langere en smallere meestal langwerpige bladeren. De top van de bladeren heeft vaak met stekelhaartjes. Bij drogen worden de bladeren zwart.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is vaak meer breed dan hoog, bijna schermvormig en tamelijk dicht. De witte bloemen zijn 2½ tot 4 mm groot en geuren niet lekker.
Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, zure tot zwak zure, kalkarme grond (zand, leem en veen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen), bosranden, struwelen, kapvlakten, brandplekken, heide (langs heidepaadjes), bermen, langs spoorwegen (spoorbermen), grasland (heischraal grasland en onbemest hooiland), zeeduinen (duingrasland) en oud veenmosrietland.
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,07-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Met uitlopers aan de voet. Worteldiepte 10 tot 20 cm.
Stengels/takken - De lichtgroene stengels zijn vrijwel niet behaard, glad, kantig en sterk vertakt met vele liggende, niet-bloeiende stengels, die soms op de knopen wortelend en een klein aantal opstijgende bloeistengels. Liggend walstro vormt losse zoden.
Bladeren - De bladeren groeien meestal in kransen van 5 of 6 (soms tot 8). De niet-bloeiende stengels en de basis van de bloeistengels hebben dicht opeenstaande kransen van korte, omgekeerd eironde bladeren. Hogerop hebben de bloeistengels ruimer uit elkaar staande kransen van langere en smallere meestal langwerpige bladeren. De top van de bladeren heeft vaak met stekelhaartjes. Bij drogen worden de bladeren zwart.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is vaak meer breed dan hoog, bijna schermvormig en tamelijk dicht. De witte bloemen zijn 2½ tot 4 mm groot en geuren niet lekker.
Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, zure tot zwak zure, kalkarme grond (zand, leem en veen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen), bosranden, struwelen, kapvlakten, brandplekken, heide (langs heidepaadjes), bermen, langs spoorwegen (spoorbermen), grasland (heischraal grasland en onbemest hooiland), zeeduinen (duingrasland) en oud veenmosrietland.
Familie: Rubiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge heiden