Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,05-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Vaak met ondergrondse uitlopers. Worteldiepte 20 cm tot mer dan 1 meter.
Stengels/takken - De liggende tot rechtopstaande, ronde stengels zijn kort behaard. Met vier zwakke ribben.
Bladeren - De glanzende, donkergroene en lijnvormige bladeren staan in kransen van 6 tot 12. Ze hebben een omgerolde rand en zijn aan de onderkant witviltig behaard. Ze zijn ongeveer 1 mm breed en hebben maar één nerf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De geurende, gele bloemen vormen samen een rijkbloemige, eivormige pluim. De 2-4 mm grote bloemen zijn vierdelig met vier spitse slippen.
Vruchten - Een splitvrucht. De zwarte, 1½ mm grote dopvruchten zijn kaal en al of niet rimpelig. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open tot grazige plaatsen op droge, zelden zeer vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale (zwak zure tot basische) grond (zand, leem, zavel, rivierklei en mergel).
Groeiplaats - Grasland (schraal grasland en hooiweiden op rivierklei), bermen, langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), zandige dijken, zeeduinen (duinvalleien, duingrasland, regelmatig belopen veldjes bij zeedorpen en duinhellingen), waterkanten (hoge oeverwallen), zandduintjes langs de rivieren en het IJsselmeer, kalkhellingen en houtwallen.
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,05-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Vaak met ondergrondse uitlopers. Worteldiepte 20 cm tot mer dan 1 meter.
Stengels/takken - De liggende tot rechtopstaande, ronde stengels zijn kort behaard. Met vier zwakke ribben.
Bladeren - De glanzende, donkergroene en lijnvormige bladeren staan in kransen van 6 tot 12. Ze hebben een omgerolde rand en zijn aan de onderkant witviltig behaard. Ze zijn ongeveer 1 mm breed en hebben maar één nerf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De geurende, gele bloemen vormen samen een rijkbloemige, eivormige pluim. De 2-4 mm grote bloemen zijn vierdelig met vier spitse slippen.
Vruchten - Een splitvrucht. De zwarte, 1½ mm grote dopvruchten zijn kaal en al of niet rimpelig. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open tot grazige plaatsen op droge, zelden zeer vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale (zwak zure tot basische) grond (zand, leem, zavel, rivierklei en mergel).
Groeiplaats - Grasland (schraal grasland en hooiweiden op rivierklei), bermen, langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), zandige dijken, zeeduinen (duinvalleien, duingrasland, regelmatig belopen veldjes bij zeedorpen en duinhellingen), waterkanten (hoge oeverwallen), zandduintjes langs de rivieren en het IJsselmeer, kalkhellingen en houtwallen.
Familie: Rubiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden