Ecologie & verspreiding
Slanke gentiaan komt bij voorkeur voor op zonnige plaatsen op vochtige tot vaak natte, matig voedselarme, vaak kalkrijke, soms vrij kalkarme, grazige grond. Zij groeit in vochtige duinvalleien en op groene stranden. Vaak staat zij op plekken waar het grondwaterpeil in de loop van het zomerhalfjaar wegzakt. In Nederland is de soort zeldzaam in het duingebied en staat daar op verspreide locaties van Schiermonnikoog tot Zeeland. Zij is zeer zeldzaam in het Deltagebied en groeit daar op eilanden in de Grevelingen. In het binnenland is zij wel verdwenen. Slanke gentiaan is kensoort van de Knopbies-associatie, een soortenrijke plantengemeenschap. De soort en deze plantengemeenschap kwamen vroeger in grote delen van het duingebied voor. Door verdroging van de duinen zijn beide sterk achteruitgegaan. Recent hebben zij zich plaatselijk hersteld als gevolg van het stopzetten of veranderen van de drinkwaterwinning en daarbij gepaard gaande herstelmaatregelen, zoals plaggen.
Slanke gentiaan komt bij voorkeur voor op zonnige plaatsen op vochtige tot vaak natte, matig voedselarme, vaak kalkrijke, soms vrij kalkarme, grazige grond. Zij groeit in vochtige duinvalleien en op groene stranden. Vaak staat zij op plekken waar het grondwaterpeil in de loop van het zomerhalfjaar wegzakt. In Nederland is de soort zeldzaam in het duingebied en staat daar op verspreide locaties van Schiermonnikoog tot Zeeland. Zij is zeer zeldzaam in het Deltagebied en groeit daar op eilanden in de Grevelingen. In het binnenland is zij wel verdwenen. Slanke gentiaan is kensoort van de Knopbies-associatie, een soortenrijke plantengemeenschap. De soort en deze plantengemeenschap kwamen vroeger in grote delen van het duingebied voor. Door verdroging van de duinen zijn beide sterk achteruitgegaan. Recent hebben zij zich plaatselijk hersteld als gevolg van het stopzetten of veranderen van de drinkwaterwinning en daarbij gepaard gaande herstelmaatregelen, zoals plaggen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - augustus - oktober
Hoogte - 0,02-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De opstijgende stengels zijn niet of alleen hogerop vertakt. Ze zijn donkergroen en vaak paars aangelopen.
Bladeren - De onderste 2 of 3 bladparen vormen een wortelrozet. De bladeren zijn langwerpig-eirond tot langwerpig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn roodachtig paars, roze, blauw of heel soms geelwit. Ze worden 1,2 tot 2,2 cm groot en zijn meestal 5-tallig. De kelkslippen zijn smal en allemaal even groot. De bochten tussen de slippen zijn stomp.
Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel en de doosvruchten zijn beide niet gesteeld. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot vaak natte, matig voedselarme, vaak kalkrijke, soms vrij kalkarme, grazige grond.
Groeiplaats - Zeeduinen (lage zandheuveltjes in duinvalleien, laagblijvend duingrasland, wanden van kuilen, duinpaadjes en klippen en randen van strandvlakten die voor het grootste deel omringd zijn door duinen en zeer zelden door de vloed worden bereikt) en moerassen (kalkmoeras).
Bloeitijd - augustus - oktober
Hoogte - 0,02-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De opstijgende stengels zijn niet of alleen hogerop vertakt. Ze zijn donkergroen en vaak paars aangelopen.
Bladeren - De onderste 2 of 3 bladparen vormen een wortelrozet. De bladeren zijn langwerpig-eirond tot langwerpig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn roodachtig paars, roze, blauw of heel soms geelwit. Ze worden 1,2 tot 2,2 cm groot en zijn meestal 5-tallig. De kelkslippen zijn smal en allemaal even groot. De bochten tussen de slippen zijn stomp.
Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel en de doosvruchten zijn beide niet gesteeld. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot vaak natte, matig voedselarme, vaak kalkrijke, soms vrij kalkarme, grazige grond.
Groeiplaats - Zeeduinen (lage zandheuveltjes in duinvalleien, laagblijvend duingrasland, wanden van kuilen, duinpaadjes en klippen en randen van strandvlakten die voor het grootste deel omringd zijn door duinen en zeer zelden door de vloed worden bereikt) en moerassen (kalkmoeras).
Familie: Gentianaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen