Ecologie & verspreiding
Franjegentiaan staat op zonnige, matige droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke grond (zand, mergel, löss en stenige plaatsen). Ze groeit in graslanden met een lage, vrij gesloten grasmat, met name kalkgrasland. Deze diepblauwe soort is onlangs van het geslacht Gentianella afgesplitst en valt vooral op door haar ongebaarde keel en de lange franje aan haar kroonslippen. De fluctuatie van het aantal exemplaren van een populatie hangt samen met de hoeveelheid gevallen neerslag in het voorjaar, net als bij de verwante geslachten Gentiana en Gentianella. Bij een droog voorjaar blijven de aantallen laag terwijl een neerslagrijk voorjaar voor grotere aantallen zorgt. De soort is sinds 1950 zeer sterk afgenomen en beperkt zich daarna tot vondsten bij Nijmegen, waar de soort gedurende twee jaar te vinden was en Zuid-Limburg. Uit deze laatste regio is ze momenteel alleen bekend uit Eys en van de Kunderberg waar de Franjegentiaan nog steeds aanwezig is samen met grote aantallen Muggenorchis en Duitse gentiaan.
Franjegentiaan staat op zonnige, matige droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke grond (zand, mergel, löss en stenige plaatsen). Ze groeit in graslanden met een lage, vrij gesloten grasmat, met name kalkgrasland. Deze diepblauwe soort is onlangs van het geslacht Gentianella afgesplitst en valt vooral op door haar ongebaarde keel en de lange franje aan haar kroonslippen. De fluctuatie van het aantal exemplaren van een populatie hangt samen met de hoeveelheid gevallen neerslag in het voorjaar, net als bij de verwante geslachten Gentiana en Gentianella. Bij een droog voorjaar blijven de aantallen laag terwijl een neerslagrijk voorjaar voor grotere aantallen zorgt. De soort is sinds 1950 zeer sterk afgenomen en beperkt zich daarna tot vondsten bij Nijmegen, waar de soort gedurende twee jaar te vinden was en Zuid-Limburg. Uit deze laatste regio is ze momenteel alleen bekend uit Eys en van de Kunderberg waar de Franjegentiaan nog steeds aanwezig is samen met grote aantallen Muggenorchis en Duitse gentiaan.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - augustus - oktober
Hoogte - 0,08-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn vierkantig en niet of weinig vertakt.
Bladeren - Geen wortelrozet. De onderste bladeren zijn lepelvormig tot elliptisch, de hogere zijn lijnvormig met één nerf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, blauwe bloemen groeien aan de top van de stengels. Ze zijn 2½-5 cm. Ze hebben een lange steel en vier slippen, die tot halverwege gespleten zijn in lange, rondom gefranjerde slippen. De keel is niet gebaard.
Vruchten - De doosvrucht staat op een lange steel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke grond (zand, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), rotsen, stenige plaatsen en soms in bossen (lichte dennenbossen).
Bloeitijd - augustus - oktober
Hoogte - 0,08-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn vierkantig en niet of weinig vertakt.
Bladeren - Geen wortelrozet. De onderste bladeren zijn lepelvormig tot elliptisch, de hogere zijn lijnvormig met één nerf.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, blauwe bloemen groeien aan de top van de stengels. Ze zijn 2½-5 cm. Ze hebben een lange steel en vier slippen, die tot halverwege gespleten zijn in lange, rondom gefranjerde slippen. De keel is niet gebaard.
Vruchten - De doosvrucht staat op een lange steel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke grond (zand, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), rotsen, stenige plaatsen en soms in bossen (lichte dennenbossen).
Familie: Gentianaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden