Boshavikskruid

Hieracium sect. Sabauda


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Boshavikskruid is vooral een soort van bosranden en halfbeschaduwde wegbermen op zand en löss. Daarnaast wordt boshavikskruid wel aangetroffen in rietlanden, ruigtes en op muren en kades. Vanouds kwam de soort vooral voor in het Subcentreurope district: Zuid-Limburg, het Rijk van Nijmegen, de Achterhoek en NO-Twente. Van Soest gebruikte de soort - die eigenlijk iets meer dan 10 apomictische soorten omvat - om de zuidgrens van het Drentse floradistrict te bepalen. Boshavikskruid heeft zich in de laatste decennia echter onmiskenbaar uitgebreid: ten zuiden van de lijn Haaksbergen-Den Bosch-Bergen op Zoom is hij bijna in elk uurhok aangetroffen. Elders is de soort ook niet zeldzaam meer te noemen in de zandgebieden, en zelfs in Drenthe ontbreekt Boshavikskruid niet meer. De oorzaak hiervan lijkt te liggen in het beschikbaar komen van goede standplaatsen, een betere bereikbaarheid van de standplaatsen in combinatie met klimaatsveranderingen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - augustus - oktober

Hoogte - 0,30-1,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De behaarde, donkergroene stengels zijn alleen boven het midden vertakt.

Bladeren - Het wortelrozet is al tijdens de bloei verdord. De stengelbladen zitten bij het midden vaak zeer dicht bij elkaar. Ze zijn langwerpig-eirond met de grootste breedte bij de voet. Verder zijn ze grof gezaagd en aan de onderkant blauwgroen. De bovenste bladeren hebben geen steel en omvatten de stengel voor de helft.

Bloemen - De gele, 2,2-3,4 cm grote bloemhoofdjes vormen samen brede schermvormige pluimen. De stijlen zijn vrij zwart. De stompe omwindselbladen zijn regelmatig dakpansgewijs gerangschikt. Ze hebben een niet afstaande top en lijken vrij zwart door de vele klierharen. De richels tussen de mazen van de bloemhoofdjesbodem zijn getand (sommige lijken op haren).

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje (met vruchtpluis). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak tot matig zure, humeuze grond (zand, leem en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bossen (lichte plekken in vrij droge loofbossen), houtwallen, heggen, struwelen, bosranden, beschaduwde bermen, heide (ruigere plekken), langs spoorwegen, waterkanten (oeverwallen van bosbeken en slootkanten), braakliggende grond, opgespoten grond, afgravingen (steengroeven), muren en rotsachtige plaatsen.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website