Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,20-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Watertviolier is door lange wortels in de bodem verankerd.
Stengels/takken - De lichtgroene stengels zijn verspreid behaard en vooral bovenaan vertakt. De bloeistengel is niet bebladerd.
Bladeren - De ondergedoken bladeren zijn tot op de middennerf kamvormig veerdelig en vormen een rozet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De trompetvormige bloemen steken boven het water uit en zitten in trosvormig bijeengeplaatste kransen in de oksels van kleine schutbladen. Ze zijn bleeklila of wit. De keel is geel. Het bovenste deel van de bloeistengel, de bloemstelen en de kelken zijn klierachtig behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten gaan met 5 lengtespleten open. Tijdens het rijpen krommen de vruchtstelen zich naar beneden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen in ondiep, meestal stilstaand, soms zwak stromend, matig voedselrijk, neutraal water. Vooral op plaatsen met een wisselende waterstand en met kwelwater. Zoutmijdend (laagveen, zand en lichte rivierklei).
Groeiplaats - Water (beschaduwde sloten, kleine plassen, spoorsloten, kwelsloten, langzaam stromende beken, kleiputten, gekanaliseerde beken, uitwateringssloten en soms tussen de oeverbegroeiing van plassen) en bossen (beekbegeleidende moerasbossen).
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,20-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Watertviolier is door lange wortels in de bodem verankerd.
Stengels/takken - De lichtgroene stengels zijn verspreid behaard en vooral bovenaan vertakt. De bloeistengel is niet bebladerd.
Bladeren - De ondergedoken bladeren zijn tot op de middennerf kamvormig veerdelig en vormen een rozet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De trompetvormige bloemen steken boven het water uit en zitten in trosvormig bijeengeplaatste kransen in de oksels van kleine schutbladen. Ze zijn bleeklila of wit. De keel is geel. Het bovenste deel van de bloeistengel, de bloemstelen en de kelken zijn klierachtig behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten gaan met 5 lengtespleten open. Tijdens het rijpen krommen de vruchtstelen zich naar beneden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen in ondiep, meestal stilstaand, soms zwak stromend, matig voedselrijk, neutraal water. Vooral op plaatsen met een wisselende waterstand en met kwelwater. Zoutmijdend (laagveen, zand en lichte rivierklei).
Groeiplaats - Water (beschaduwde sloten, kleine plassen, spoorsloten, kwelsloten, langzaam stromende beken, kleiputten, gekanaliseerde beken, uitwateringssloten en soms tussen de oeverbegroeiing van plassen) en bossen (beekbegeleidende moerasbossen).
Familie: Primulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren