Ecologie & verspreiding
Gele lis staat op zonnige tot licht beschaduwde, stikstofrijke, natte, ± voedselrijke grond en in ondiep, ± voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, stikstofrijk zoet water. Ze groeit in verlandingsvegetaties, in moeras- en bronbossen, in beekbegeleidende loofbossen en wilgengrienden, langs sloten, beken, kanalen en rivieren. Verder langs allerlei andere wateren en in aanspoelselgordels, in verruigd en nat hooiland, in duinvalleien en langs voedselrijk geworden heidevennen en hoogveenwijken. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. De giftige plant is heel algemeen in Nederland. De wortelstok is kruipend en vertakt, de stengels zijn rond en de rijdende bladen groen en zwaardvormig. De gele bloemen worden door hommels en zweefvliegen bestoven, de gevormde doosvrucht is 4-5 cm lang en stomp driekantig, ze bevatten op elkaar gestapelde, gladde, bruine en platte zaden, die door water verspreid worden. Vroeger werden de wortelstokken gebruikt in de leerlooierij en medisch aangewend tegen buikloop en als vocht afdrijvend middel.
Gele lis staat op zonnige tot licht beschaduwde, stikstofrijke, natte, ± voedselrijke grond en in ondiep, ± voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, stikstofrijk zoet water. Ze groeit in verlandingsvegetaties, in moeras- en bronbossen, in beekbegeleidende loofbossen en wilgengrienden, langs sloten, beken, kanalen en rivieren. Verder langs allerlei andere wateren en in aanspoelselgordels, in verruigd en nat hooiland, in duinvalleien en langs voedselrijk geworden heidevennen en hoogveenwijken. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. De giftige plant is heel algemeen in Nederland. De wortelstok is kruipend en vertakt, de stengels zijn rond en de rijdende bladen groen en zwaardvormig. De gele bloemen worden door hommels en zweefvliegen bestoven, de gevormde doosvrucht is 4-5 cm lang en stomp driekantig, ze bevatten op elkaar gestapelde, gladde, bruine en platte zaden, die door water verspreid worden. Vroeger werden de wortelstokken gebruikt in de leerlooierij en medisch aangewend tegen buikloop en als vocht afdrijvend middel.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,40-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een forse kruipende, zich vertakkende wortelstok. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn rond en naar boven toe vertakt.
Bladeren - De iets blauwachtig groene bladeren zijn zwaardvormig en 1-3 cm breed. Ze hebben een verdikte middennerf. De meeste bladeren staan aan de voet in twee rijen met om elkaar heen grijpende scheden.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gele bloemen staan met twee of drie aan de top van hoofdas en zijassen. Elk bloemgroepje wordt omhuld door een tweekleppige bloeischede. De buitenste drie, eironde bloembladen zijn 4-8 cm lang. De binnenste drie zijn lijnvormig, veel korter en komen niet boven de stempels uit.
Vruchten - Een doosvrucht. De 4-5 cm lange vruchten zijn stomp driekantig. Ze bevatten op elkaar gestapelde, gladde, bruine, platte zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke grond en in ondiep matig voedselrijk tot voedselrijke, stilstaand of zwak stromend, zoet water.
Groeiplaats - Moerassen (verlandingsvegetaties), bossen (moerasbossen, bronbossen, beekbegeleidende loofbossen en wilgengrienden), waterkanten (langs sloten, kanalen, beken, rivieren, plassen, poelen, meren en op aanspoelselgordels op rivieroeverwallen), grasland (verruigd grasland en nat hooiland), zeeduinen (duinvalleien) en heide (langs voedselrijk geworden heidevennen en hoogveenwijken).
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,40-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een forse kruipende, zich vertakkende wortelstok. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn rond en naar boven toe vertakt.
Bladeren - De iets blauwachtig groene bladeren zijn zwaardvormig en 1-3 cm breed. Ze hebben een verdikte middennerf. De meeste bladeren staan aan de voet in twee rijen met om elkaar heen grijpende scheden.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gele bloemen staan met twee of drie aan de top van hoofdas en zijassen. Elk bloemgroepje wordt omhuld door een tweekleppige bloeischede. De buitenste drie, eironde bloembladen zijn 4-8 cm lang. De binnenste drie zijn lijnvormig, veel korter en komen niet boven de stempels uit.
Vruchten - Een doosvrucht. De 4-5 cm lange vruchten zijn stomp driekantig. Ze bevatten op elkaar gestapelde, gladde, bruine, platte zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke grond en in ondiep matig voedselrijk tot voedselrijke, stilstaand of zwak stromend, zoet water.
Groeiplaats - Moerassen (verlandingsvegetaties), bossen (moerasbossen, bronbossen, beekbegeleidende loofbossen en wilgengrienden), waterkanten (langs sloten, kanalen, beken, rivieren, plassen, poelen, meren en op aanspoelselgordels op rivieroeverwallen), grasland (verruigd grasland en nat hooiland), zeeduinen (duinvalleien) en heide (langs voedselrijk geworden heidevennen en hoogveenwijken).
Familie: Iridaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers