Zilte rus

Juncus gerardii


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Zilte rus staat op zonnige, vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak basische, brakke tot zilte bodems zoals slib- of humushoudend zand en niet te zware klei en verder kan het stikstofgehalte duidelijk wisselen. De plant groeit op hoge kwelders en schorren, op strandvlakten en in duinvalleien, aan zilte slootkanten en in zilte laagten van weilanden. In het kustgebied groeit ze ook op open plekken in zoet milieu en verder kan ze zich na ontzilting nog lang standhouden in duinvalleien. Het westelijke en noordwestelijke deel van Nederland vallen binnen het Europese deel van het areaal. De soort is in Nederland algemeen in het getijden- en Deltagebied en in de duingebieden, ze is plaatselijk vrij algemeen in Noord-Holland, het zuidwestelijk deel van Zuid-Holland, het noordelijk kleigebied en langs het IJsselmeer. Elders is de soort zeer zeldzaam. Zilte rus wordt vaak verward met Platte rus en is daarvan vegetatief niet te onderscheiden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,05-0,50(-0,80) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De stengels zijn meestal donkergroen. De opgerichte bloeistengels zijn min of meer rolrond en in de onderste helft bebladerd. Zilte rus vormt polletjes, rijen of matten.

Bladeren - De bladschede is bruin, buisvormig en omhult de stengel. De bladschijf is grasachtig en wordt tot 2 mm breed.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in een vrij dichte tot ijle bloeiwijze met een vrij kort schutblad. De bloemdekbladen zijn meestal donkerbruin en ongeveer 3 mm lang. De helmknoppen zijn ongeveer 3 keer zo lang als de helmdraden. De stijl is minstens zo lang als het vruchtbeginsel.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn donkerbruin met een groene middenstreep. Ze zijn 2½ tot 3 mm lang en nauwelijks langer dan de bloemdekbladen. De zaden worden meer dan een ½ mm lang. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, brakke tot zilte grond (slib- of humushoudend zand, zavel en niet te zware klei). Zelden in zoet milieu (hier alleen op open plekken).

Groeiplaats - Hoge kwelders (schorren), zeeduinen (strandvlakten, duinvalleien, laag duinweiland, o.a. in karrensporen en op uitgegraven of afgeplagde plekken), waterkanten (zilte slootkanten en langs drinkpoelen) en grasland (zilte laagten in weiland).
Familie: Juncaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website