Zeegroene rus

Juncus inflexus


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Zeegroene rus staat op zonnige tot half beschaduwde, vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, stikstofarme tot matig stikstofrijke, zwak basische tot kalkrijke, minerale en vaak zwaardere, meestal verstoorde en dichtgeslagen bodems, bestaande uit klei, leem en kalkrijk duinzand. Ze wordt ook in brak milieu aangetroffen. De plant groeit in duinvalleien en op voormalige strandvlakten, niet te intensief beweid grasland, langs sloten, vijvers, beken, drinkpoelen, kreken en poeltjes, in bossen en op kapvlakten, in bermen en in klei-, leem en schelpkalkgroeven. Nederland valt geheel binnen het Europese gedeelte van het verspreidingsgebied. De soort is in Nederland vrij algemeen in laagveengebieden, in het rivierengebied, in Zeeland en de Zeeuwse en Hollandse duinen, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en in het noordelijk zeekleigebied en zeldzaam tot zeer zeldzaam langs het IJsselmeer, op de Waddeneilanden en op de hoge zandgronden. Bestuiving geschiedt door de wind en de gevormde zaden worden door de wind of als klit verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,20-1,00(-1,50) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een gedrongen wortelstok. Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De blauwgroene stengels zijn stug, sterk geribd en bevatten onderbroken merg. Zeegroene rus vormt zeer dichte pollen.

Bladeren - De stengelvoet wordt omhuld door sterk glanzende, diep bruinrode tot paarsrode scheden zonder bladschijf.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is los en bevat veel bloemen. De bloeiwijze heeft rechtop of schuin omhoog staande takken. De bloemen hebben 6 meeldraden.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn bruin tot bruinzwart en hebben een afgeronde en dus niet ingedeukte top. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkrijke, minerale en vaak zwaardere, meestal verstoorde grond. Ook in brak milieu (klei, mergel, leem en duinzand).

Groeiplaats - Grasland (niet te intensief beweid grasland), bermen, waterkanten (langs sloten, vijvers, drinkpoelen, beken, poeltjes en kreken), afgravingen (klei-, kalk-, leem- en schelpkalkgroeven), kapvlakten en zeeduinen (duinvalleien, voormalige strandvlakten).
Familie: Juncaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: storingsmilieus
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website