Grote/Kleine gele dovenetel

Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon/montanum


© Stef van Walsum

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - juni

Hoogte - 0,20-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De stengels zijn liggend-opstijgend. De bloeistengels staan opgericht. De plant heeft kruipende uitlopers en groeit in grote groepen.

Bladeren - Wintergroen. De onderste bladeren zijn lang gesteeld en rondachtig tot langwerpig. Ze hebben een afgeknotte of iets hartvormige voet, zijn stomp, dubbel gekarteld en vaak witachtig gevlekt. De bovenste bladeren hebben geen steel of een kortere steel. Ze zijn eirond tot langwerpig, spits en met een gekarteld-gezaagde rand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gele, 1½-2½ cm grote bloemen vormen samen schijnkransen. De onderlip heeft rode vlekken. De kroonbuis is iets gekromd met van binnen een schuine haarring.

Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond met een goede strooiselvertering (zand en leem).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen en parkbossen), struwelen, hakhout, houtwallen en waterkanten (afkalvende bosbeekoevers).
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website