Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - Alleen met bovengrondse uitlopers. Vaak worden er grote matten gevormd.
Bladeren - De wintergroene bladeren zijn gesteeld, driehoekig-eirond, met groffe tanden met in het midden vaak een witte vlek.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De paarsrode of soms witte, roze of vleeskleurige bloemen zijn 2-3½ cm. De onderlip is donker gevlekt en hartvormig met tandvormige zijslippen. De haarring in de gebogen kroonbuis loopt overdwars. De kelk is korter dan de kroonbuis. De helmknoppen zijn paarsbruin met oranje stuifmeel.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselrijke, humeuze, vaak kalkhoudende grond (slibrijk zand, löss, leem en zandige rivierklei).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, populierplantages en grienden), bosranden, houtwallen, heggen, struwelen, hakhout, in knotwilgen, dijken, ruigten, waterkanten (rivieroevers), plantsoenen, parken, bermen en ruige grazige plaatsen.
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - Alleen met bovengrondse uitlopers. Vaak worden er grote matten gevormd.
Bladeren - De wintergroene bladeren zijn gesteeld, driehoekig-eirond, met groffe tanden met in het midden vaak een witte vlek.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De paarsrode of soms witte, roze of vleeskleurige bloemen zijn 2-3½ cm. De onderlip is donker gevlekt en hartvormig met tandvormige zijslippen. De haarring in de gebogen kroonbuis loopt overdwars. De kelk is korter dan de kroonbuis. De helmknoppen zijn paarsbruin met oranje stuifmeel.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselrijke, humeuze, vaak kalkhoudende grond (slibrijk zand, löss, leem en zandige rivierklei).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, populierplantages en grienden), bosranden, houtwallen, heggen, struwelen, hakhout, in knotwilgen, dijken, ruigten, waterkanten (rivieroevers), plantsoenen, parken, bermen en ruige grazige plaatsen.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant