Rijstgras

Leersia oryzoides


© Dick Kerkhof

Ecologie & verspreiding
Rijstgras staat in ondiep, vaak vervuild, stilstaand of zwak stromend water bij en op open, kale, zonnige en natte, modderige, (zeer) voedselrijke, humeuze, stikstof- en basenrijke, meestal kalkarme, zelden kalkhoudende zand-, leem-, klei- of veenbodems. Ze groeit in beken en sloten, in kanalen en veenriviertjes, in dode beekarmen en veenputten, op drooggevallen vijverbodems en pas gegraven sloten en plassen. Verder op afgestoken en verstoorde slootkanten en langs grindgaten, op kwelplekken en opgespoten en droogvallende terreinen, elders ook in “Schluchtwälder”. Nederland valt grotendeels binnen de noordwestgrens van het Europese deel van het verspreidingsgebied. De mogelijk giftige pioniersoort is zeldzaam in het rivierengebied en zeer zeldzaam elders in het land. Waarom Rijstgras achteruit gaat is niet duidelijk, maar misschien speelt haar ligging aan de rand van het areaal een rol. De plant is niet te verwarren met een ander gras door haar geelgroene kleur, haar vlagblad en door haar ruwe bladeren en bladscheden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - augustus - september

Hoogte - 0,30-1,20(-2,00) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Met kweekachtige uitlopers.

Stengels/takken - De stengels staan recht of liggen soms. Naar boven toe zijn ze al of niet ruw. Op de knopen zijn ze behaard. Rijstgras vormt losse groepen.

Bladeren - Voor ontplooiing is de bladschijf opgerold. De bovenkant en de randen zijn zeer ruw door stekeltjes. De bladeren zijn 0,5 tot 1 cm breed en vrij lang. Ze staan stijf schuin uit. Vaak springt de middennerf aan de onderkant min of meer uit. De bladschede loopt aan de top uit in 2 tandvormige vergrotingen, die naast het tongetje staan.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De vrij ijle bloeiwijze is helemaal of voor een deel in de bladschede verborgen of steekt buiten de bovenste bladschede uit. De bloeiwijze is los tot samengetrokken, 10 tot 22 cm lang en heeft bochtige zijtakken. De aartjes zijn 4 tot 5 mm lang en bleekgroen. De kelkkafjes zitten als een smalle rand aan de top van de aartjessteel.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op kale, modderige, natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke, met name stikstofrijke, humeuze grond (zand, leem, rivierklei of veen).

Groeiplaats - Waterkanten (sloten, beken, kanalen, veenriviertjes, dode beekarmen, veenputten, drooggevallen vijverbodems, pas gegraven sloten en plassen, afgestoken slootkanten en langs grindgaten bij de Maas), kwelplekken en opgespoten en pas drooggevallen terreinen.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op stikstofrijke, natte grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website