Groenknolorchis

Liparis loeselii


© Koen van Zoest

Ecologie & verspreiding
Groenknolorchis staat op iets open, zonnige tot licht beschaduwde, natte, voedsel- en stikstofarme, zwak zure tot kalkhoudende grond, bestaande uit laagveen, venig zand of leem, ± humeus zand en stenige plekken die duurzaam onder invloed van basenrijke grondwater staan en ‘s-winter vaak zeer nat zijn of zelfs blijvend onder water staan. Ze groeit in duinvalleien en trilvenen, in kalkmoerassen, veenmosrietland en aan randen van rietlanden, in zeggenmoerassen en verlandende petgaten, op veenmoskussens in heidemoerassen en in oude turfgaten. Verder in beekdal- en blauwgraslanden, op opgespoten zand en in kalk-, zand- en grindgroeven. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De onopvallende soort is zeldzaam op de Waddeneilanden en zeer zeldzaam in de duinen, in laagveengebieden en in Zeeland en werd vroeger ook voor in het midden en oosten van het land aangetroffen. De sterke achteruitgang is hoofdzakelijk te wijten aan ontwatering en ontginning, maar ook het gevolg van de verder gaande successie.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,07-0,25 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een opstijgend wortelstokje en draadvormige wortels.

Stengels/takken - De stengelvoet is verdikt tot een groene, bovengrondse stengelknol, die omhuld wordt door de voet van de bladeren en paar vliezige scheden. De stengel is kantig en vlak onder de tros vaak iets gevleugeld.

Bladeren - De twee  grondstandige, langwerpige bladeren zijn glanzig lichtgroen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een bloemtros met meestal vier  tot acht, maar soms één  tot tien  geelgroene bloemen. De buitenste en binnenste bloemdekbladen zijn lijnvormig. De 4-5 mm grote, langwerpige, stompe en gootvormige gevouwen bloemlip is vaak naar boven gericht. Aan de rand is deze vaak fijn gekarteld. De bloemsteeltjes zijn een halve tot een hele slag gedraaid.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde, iets open plaatsen (vaak enigszins verstoorde plekken) op vrij natte, voedselarme, zwak zure tot kalkhoudende grond (laagveen, venig zand, venig leem, min of meer humeus zand en stenige grond). Vaak op plekken die in de winter zeer nat zijn (of zelfs onder water kunnen staan).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien), afgravingen (kalk-, zand- en grindgroeven), moerassen (trilvenen, kalkmoerassen, veenmosrietland en aan de rand van rietland), heide (op veenmoskussens in heidemoeras), opgespoten grond (zand), plekken waar turf gestoken is en grasland (beekdal-blauwgrasland).
Familie: Orchidaceae
Groep: E
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2025  FLORON
Ga naar de volledige website