Ecologie & verspreiding
Bosgierstgras is een kenmerkende soort van loofbossen op rijpere, vochtige, matig voedselrijke gronden. Het groeit vooral in losse boshumus op een lemige ondergrond. Op zandgrond staat het alleen daar waar het zand van oorsprong voldoende voedsel- en basenrijk is om bij het ouder worden van het bos niet verzuurd en uitgeloogd te raken. Het staat ook in gemengde loof- en naaldbossen, hellingbossen, beekbegeleidende bossen, parkbossen, landgoedbossen, struwelen, kapvlakten, op steenhopen en langs spoorwegen. In Nederland is Bosgierstgras vrij algemeen in Zuid-Limburg en plaatselijk in de duingebieden en Drenthe. Zij is elders op de hogere zandgronden zeldzaam. Verder is zij zeer zeldzaam in Nederland. In de loop van de twintigste eeuw heeft de soort zich uitgebreid in Nederland. De reden daarvoor is het ouder worden van bosaanplantingen en onopzettelijke verspreiding door de mens.
Bosgierstgras is een kenmerkende soort van loofbossen op rijpere, vochtige, matig voedselrijke gronden. Het groeit vooral in losse boshumus op een lemige ondergrond. Op zandgrond staat het alleen daar waar het zand van oorsprong voldoende voedsel- en basenrijk is om bij het ouder worden van het bos niet verzuurd en uitgeloogd te raken. Het staat ook in gemengde loof- en naaldbossen, hellingbossen, beekbegeleidende bossen, parkbossen, landgoedbossen, struwelen, kapvlakten, op steenhopen en langs spoorwegen. In Nederland is Bosgierstgras vrij algemeen in Zuid-Limburg en plaatselijk in de duingebieden en Drenthe. Zij is elders op de hogere zandgronden zeldzaam. Verder is zij zeer zeldzaam in Nederland. In de loop van de twintigste eeuw heeft de soort zich uitgebreid in Nederland. De reden daarvoor is het ouder worden van bosaanplantingen en onopzettelijke verspreiding door de mens.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,50-1,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een korte wortelstok. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn blauwgroen. De plant groeit in losse pollen.
Bladeren - Bij de grijsachtige of donkergroene bladeren is de onderkant naar boven gekeerd. Ze zijn 1-1½ cm breed. De onderste bladvoet draagt aan de bovenkant vaak verspreide, lange, terugwijzende haren. Het tongetje wordt tot 0,7 cm lang.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een losse, 10-30 cm lange bloempluim, die soms tot meer dan 10 cm breed wordt. Vaak heeft de bloeiwijze een overhangende top. De éénbloemige aartjes zijn eivormig en 3-4 mm lang. De kafjes zijn glanzend en kaal.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (keileem, löss, zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, gemengde loof- en naaldbossen, vrij droge, voedselrijke bossen, hellingbossen, beekbegeleidende bossen, parkbossen en landgoedbossen), kapvlakten, struwelen, zeeduinen (duinstruweel), steenhopen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,50-1,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een korte wortelstok. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn blauwgroen. De plant groeit in losse pollen.
Bladeren - Bij de grijsachtige of donkergroene bladeren is de onderkant naar boven gekeerd. Ze zijn 1-1½ cm breed. De onderste bladvoet draagt aan de bovenkant vaak verspreide, lange, terugwijzende haren. Het tongetje wordt tot 0,7 cm lang.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een losse, 10-30 cm lange bloempluim, die soms tot meer dan 10 cm breed wordt. Vaak heeft de bloeiwijze een overhangende top. De éénbloemige aartjes zijn eivormig en 3-4 mm lang. De kafjes zijn glanzend en kaal.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (keileem, löss, zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, gemengde loof- en naaldbossen, vrij droge, voedselrijke bossen, hellingbossen, beekbegeleidende bossen, parkbossen en landgoedbossen), kapvlakten, struwelen, zeeduinen (duinstruweel), steenhopen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen