Ecologie & verspreiding
Groot nimfkruid staat in warme, heldere, zonnige, niet te ondiepe, ± stikstofrijke, stilstaande of zwak stromende, matig voedselrijke, kalkhoudende, zoete tot zwak brakke wateren boven een bodem van zand, klei en veen met een dikke, losse laag organisch materiaal. Ze groeit in brede sloten en rivierlopen, in plassen, in petgaten en viskweekvijvers. De tweehuizige plant komt in alle werelddelen voor tot in de warmere delen. Nederland ligt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is zeldzaam in de Zaanse laagveengebieden , in de Hollands-Utrechtse plassen en in het rivierengebied, elders zeer zeldzaam. De rechtop staande, brosse plant draagt overal verspreide stekels, heeft rechtop staande, sterk vertakte stengels en smalle, bochtige bladeren die niet of onduidelijk geoord zijn. Bestuiving geschiedt onder water en de gevormde, iets afgeplatte en glanzende zaden hebben een onregelmatig patroon van vrij grote mazen en worden door watervogels gegeten en onverteerd verder verspreid.
Groot nimfkruid staat in warme, heldere, zonnige, niet te ondiepe, ± stikstofrijke, stilstaande of zwak stromende, matig voedselrijke, kalkhoudende, zoete tot zwak brakke wateren boven een bodem van zand, klei en veen met een dikke, losse laag organisch materiaal. Ze groeit in brede sloten en rivierlopen, in plassen, in petgaten en viskweekvijvers. De tweehuizige plant komt in alle werelddelen voor tot in de warmere delen. Nederland ligt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is zeldzaam in de Zaanse laagveengebieden , in de Hollands-Utrechtse plassen en in het rivierengebied, elders zeer zeldzaam. De rechtop staande, brosse plant draagt overal verspreide stekels, heeft rechtop staande, sterk vertakte stengels en smalle, bochtige bladeren die niet of onduidelijk geoord zijn. Bestuiving geschiedt onder water en de gevormde, iets afgeplatte en glanzende zaden hebben een onregelmatig patroon van vrij grote mazen en worden door watervogels gegeten en onverteerd verder verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,30(-0,70) m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig
Wortels - De wortels ontspringen aan de onderste stengelknopen en zijn vastgegroeid in het bodemslib.
Stengels/takken - De sterk vertakte stengels staan rechtop. Ze zijn bedekt met verspreide stekels.
Bladeren - De smal langwerpige, bochtige bladen zijn 1-6 mm breed. De randen en vaak ook de middennerf is aan de onderkant stekelig getand.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De meestal alleenstaande, groenige bloemen groeien in de bladoksels. De mannelijke bloemen (met de meeldraden) zijn vierhokkig en 3-4 mm. Het bloemsteeltje is hoogstens 2 mm. De vrouwelijke bloemen hebben een eivormig vruchtbeginsel op een korte dikke stijl met meestal drie priemvormige stempels.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De nootjes zijn iets afgeplat, met één glanzend, 3-5 mm lang zaadje met een onregelmatig patroon van vrij ronde mazen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen in niet te ondiep (een halve meter tot enkele meters diep), matig voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, kalkhoudend, zoet of zwak brak water met een bodem die bedekt is met een vrij dikke losse laag organisch materiaal.
Groeiplaats - Water (plassen, viskweekvijvers, petgaten, brede sloten en rivierlopen).
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,30(-0,70) m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig
Wortels - De wortels ontspringen aan de onderste stengelknopen en zijn vastgegroeid in het bodemslib.
Stengels/takken - De sterk vertakte stengels staan rechtop. Ze zijn bedekt met verspreide stekels.
Bladeren - De smal langwerpige, bochtige bladen zijn 1-6 mm breed. De randen en vaak ook de middennerf is aan de onderkant stekelig getand.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De meestal alleenstaande, groenige bloemen groeien in de bladoksels. De mannelijke bloemen (met de meeldraden) zijn vierhokkig en 3-4 mm. Het bloemsteeltje is hoogstens 2 mm. De vrouwelijke bloemen hebben een eivormig vruchtbeginsel op een korte dikke stijl met meestal drie priemvormige stempels.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De nootjes zijn iets afgeplat, met één glanzend, 3-5 mm lang zaadje met een onregelmatig patroon van vrij ronde mazen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen in niet te ondiep (een halve meter tot enkele meters diep), matig voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, kalkhoudend, zoet of zwak brak water met een bodem die bedekt is met een vrij dikke losse laag organisch materiaal.
Groeiplaats - Water (plassen, viskweekvijvers, petgaten, brede sloten en rivierlopen).
Familie: Hydrocharitaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren